2. Algemene bevindingen

2.3 Rotterdamse Culturele Basis

Adviesvraag gemeente over instellingsoverstijgende taak RCB
Voor de beoordeling van de instellingen in de Rotterdamse Culturele Basis heeft de RRKC de volgende opdracht ontvangen van het college:
‘Van een aantal culturele organisaties hebben wij in onze collegevergadering van 1 oktober 2019 bepaald dat zij behoren tot de Rotterdamse Culturele Basis (RCB). De geselecteerde instellingen krijgen veel nadrukkelijker dan nu een instellingsoverstijgende taak op grond van hun strategische positie voor de stad. Meer dan andere instellingen dienen zij verantwoordelijkheid te nemen voor de Rotterdamse cultuursector als geheel en voor de talenten in de stad. Zij worden als strategische partner gezien voor de opgaven waar de stad voor staat. Daar staat tegenover dat hun voortbestaan om verschillende redenen niet ter discussie staat.
Voor de RCB-instellingen hanteren wij een subsidierelatie die uitgaat van het gebruikelijke Cultuurplanproces. De RCB-instellingen dienen een aanvraag in die door uw raad beoordeeld wordt. Wij vragen van u echter geen uitspraak over het passende subsidieniveau voor deze instellingen. Wij vragen van elk van de RCB-instellingen in hun meerjarenbeleidsplannen aan te geven hoe zij de gevraagde instellingsoverstijgende verantwoordelijkheid voor de sector als geheel zullen invullen. Daarin wijken de aanvragen van de RCB-instellingen af van de overige aanvragen. Wij verzoeken u dit aspect bij de beoordeling van de meerjarenplannen van de RCB-instellingen te betrekken.’ Lees hier de hele adviesaanvraag van de gemeente Rotterdam aan de RRKC.

Op 20 december 2019 stuurde het college een aanvullende brief aan de acht RCB-instellingen en de RRKC waarin het de verwachtingen over het plan van aanpak van de instellingen in de Rotterdamse Culturele Basis nader toelicht. In het kort gaat het om:

  • invulling geven aan de strategische positie voor de gehele sector;
  • vormgeven aan de instellingsoverstijgende verantwoordelijkheid;
  • hoe de organisatie een platform voor talent in de stad wil zijn (inhoudelijk dan wel faciliterend);
  • welke aantoonbare extra inspanning de instelling in de eigen organisatie wil doen om meer inclusiviteit en diversiteit te bereiken en hoe dit bijdraagt aan inclusiviteit in de gehele sector;
  • welke stappen de instelling zet om aan de codes Fair Practice en Diversiteit & Inclusie te voldoen.

In deze brief wordt aan de RRKC gevraagd om ‘de aanvragen van de RCB-instellingen expliciet te beoordelen op de instellingsoverstijgende verantwoordelijkheid voor de sector als geheel, de realiseerbaarheid van het plan van aanpak en de omgang met de Fair Practice Code en Code Diversiteit & Inclusie’.

 

Conclusies en aanbevelingen
De acht instellingen in de Rotterdamse Culturele Basis (RCB) zijn door de RRKC net als de andere aanvragers beoordeeld op hun culturele betekenis, publiek, bedrijfsvoering en de beleidsprioriteiten van de gemeente, in het bijzonder de drie I’s en de codes. Hiervoor verwijzen wij graag naar de individuele adviezen voor deze instellingen.

  1. De RRKC is van mening dat de RCB-instellingen magere en teleurstellende plannen hebben ingediend om hun instellingoverstijgende rol vorm te geven. Zij geven slechts vrijblijvend invulling aan de ‘extra’ opdracht van het college en nemen geen verantwoordelijkheid voor de culturele sector als geheel. Voor zover de instellingen deze opdracht al invullen doen zij dit vooral vanuit hun eigen corebusiness en niet vanuit hun overstijgende verantwoordelijkheid.
  2. Gunstige uitzonderingen zijn de Kunsthal en Theater Zuidplein, die binnen de RCB het hoogst scoren op zowel culturele betekenis als op de drie I’s.
  3. Museum Boijmans van Beuningen moet wat de Raad betreft echt geprikkeld worden om een andere visie te ontwikkelen op zijn rol in de stad. Dat geldt ook, zij het in mindere mate, voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest.
  4. De doorgroeiers en nieuwkomers onder de instellingen met een positief advies scoren over het algemeen veel beter op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen, de drie I’s en publieksbereik. Deze instellingen krijgen 5 procent van het Cultuurplanbudget tegenover de RCB-instellingen die kunnen beschikken over 53 procent.
  5. De RCB is gemaakt voor instellingen die om hun statuur buiten het Cultuurplan zijn geplaatst. De gemeente verwacht daarom dat zij een voorbeeldfunctie vervullen. De voorstellen lezend heeft de Raad er weinig vertrouwen in dat de RCB-instellingen in deze samenstelling dit gaan waarmaken en dat hun inzet op de beleidsprioriteiten meerwaarde gaat opleveren. De RCB zou daarom anders samengesteld moeten worden.
  6. De RRKC geeft opnieuw in overweging om bij de samenstelling van de RCB meer naar specifieke functies voor de stad en het culturele veld te kijken en daarbij een evenwichtige verdeling van disciplines na te streven. Musea en podiumkunsten zijn nu oververtegenwoordigd in de RCB, terwijl andere disciplines geheel ontbreken.

RCB (8 positieve adviezen)

* Lijst Gemeente Rotterdam

Overzicht invulling instellingsoverstijgende rol RCB-instellingen
Hierna geeft de RRKC een beknopt overzicht per RCB-instelling over de wijze waarop deze de RCB-rol wil invullen.

Luxor Theater weet de stad te bereiken en laat wat de Raad betreft een sterke positie en verbindende kracht zien. De organisatie vervult als theater een bredere maatschappelijke functie en is tevens ontmoetingsplek voor bewoners en organisaties. Ook vindt de Raad het theater van belang voor het toerisme en de economische uitstraling van Rotterdam. Ook de aandacht voor zowel talentontwikkeling, coproducties als grote internationale producties verdient waardering.

Luxor geeft via ‘icoontjes’ in het plan aan waar ingezet wordt op de drie I’s. Het theater vult interconnectviteit in met typisch Rotterdamse voorstellingen en aandacht voor het ‘minder bemiddelde’ Rotterdam-Zuid. Luxor gaat verbouwen en wil met stadsprogrammering een sociaal centrum worden dat openbaar toegankelijk is en ook op de dag gaat programmeren. Luxor stelt zich actief op naar het bedrijfsleven. De instelling vult interconnectiviteit in met een tekst die vooral over publiek en performance-indicatoren gaat.

Luxor wil inclusiviteit (de vier P’s) bevorderen door stageplaatsen aan te bieden en een nieuw wervingsplan te maken (Personeel), zo toegankelijk mogelijk te programmeren (Programma en Publiek), gastvrij te zijn voor mensen met een beperking en samen te werken met partners in de stad als Xclusiv Company, Stichting Spoken, Spraakuhloos, Stichting Uit Op Zuid en Stichting Urban Programmering.

Wat betreft talentontwikkeling heeft Luxor nu geen geschikte ruimtes om in te werken, maar na de verbouwing zijn er meer mogelijkheden. Luxor staat nieuwe makers, zoals Rajae El Mouhandiz, Derek Otte, Aisa Winter en Thomas de Pauw, bij met praktische hulp. Luxor ‘adopteert’ ook initiatieven. Medewerkers van Luxor zijn als bestuurslid betrokken bij instellingen als Xclusiv Company en Stichting Op Zuid. Er is geen verwijzing naar de ‘extra opdracht’ in het kader van de RCB.

De Doelen heeft een plan van aanpak geschreven voor activiteiten op het gebied van talentontwikkeling. Men presenteert een aantal vernieuwende programmaconcepten, zoals een Rotterdamse Serie, Rotterdam Art Music, waarmee de organisatie nieuwe doelgroepen aan zich wil binden. De Doelen neemt deel aan een landelijke georganiseerde BIS-aanvraag waarin voortrekkers op het gebied van hedendaagse muziek een duurzaam ontwikkelplatform voor jong toptalent mogelijk willen maken. De Doelen spant zich in voor een 50/50 genderbalans op de werkvloer en voor gelijke beloning bij gelijkwaardig werk, maar heeft op het gebied van inclusiviteit nog werk te verrichten.

De Doelen formuleert diverse algemene ambities rond educatie en een stadsbrede programmering waar ook herdenkingen deel van uit maken. Daarnaast noemt men – enigszins in de kantlijn – outreach initiatieven in samenwerking met jeugdzorg, weekendscholen en AZC‘s.

Men verwijst naar de ‘RCB-denktank’ die het college wil vormen en waarvan De Doelen deel zou uitmaken. Thema’s die hier aan bod moeten komen volgens de Doelen zijn: de binnenstad als entree van de stad, het stimuleren van ontmoeting en eenzaamheid, en integratie. In het plan gaat De Doelen in op zijn rol in de RCB, vooral door het uitspreken van intenties: talentontwikkeling voor startende professionals samen met de opleidingen, partnerships in de programmering en educatie activiteiten.

Het is voor de Raad niet duidelijk wat er precies ‘extra’ is aan de voorgestelde activiteiten. Ze liggen vooral – en wellicht logisch – in het verlengde van wat De Doelen toch al doet. De Doelen toont bereidheid mee te werken, maar geeft in de aanvraag geen plan van aanpak, zoals de gemeente verwacht.

Het valt de Raad op dat het Rotterdams Philharmonisch Orkest (RPhO) nauwelijks in gaat op zijn rol in de stad als RCB-instelling. De aanvraag beperkt zich tot het benoemen van de rol in de strategische denktank waarvan alle RCB-instellingen deel uitmaken en stelt daarbij vragen aan de gemeente. De Raad vindt het jammer dat het RPhO als RCB-instelling niet zelf het voortouw neemt met eigen ambities om zijn overstijgende rol in het culturele veld in te vullen.

Wat betreft de rol in de RCB noemt het orkest:

  • grenzen van genres opzoeken in combinatie met film, niet-westerse muziek, een Rotterdam Philharmonic Banda (een ‘hit and run’ ensemble) en Musical Meets Opera
  • verbreding van doelgroepen: activiteiten gericht op jongeren en publiek met een niet-westerse achtergrond (doelgroep tussen 25 en 50 jaar)
  • educatie activiteiten voor jongeren en kinderen
  • samenwerking in het lokale domein van de klassieke muziek (met Rotterdam Philharmonic Gergiev Festival, Laurenscantorij, Codarts, Operadagen Rotterdam). Buiten dit domein noemt men vele andere partners.

Wat betreft de strategische denktank gaat het RPhO graag in gesprek en benoemt men enkele thema’s in het domein van de stedelijke ontwikkeling die zij dan interessant vinden, zoals een mogelijk openluchtpodium in de omgeving van Feijenoord.

Het RPhO werft actief personeel met een biculturele achtergrond. Bij werving voor leden van het orkest melden zich vooral musici met een achtergrond in de westerse canon. Men werft actief stagiairs met een biculturele achtergrond en de man/vrouw verhouding is goed op orde.

De RRKC ziet dat het orkest, ook als onderdeel van de RCB, verder gaat op de ingeslagen weg. Van invulling van een ‘extra opdracht’ is hier geen sprake.

Als RCB-instelling wordt van de Kunsthal een extra inspanning gevraagd op de aspecten van talentontwikkeling (zowel artistiek inhoudelijk als strategisch, praktisch en faciliterend), inclusiviteit, diversiteit en Fair Practice. De Kunsthal heeft in die zin een voorbeeldfunctie en naar het oordeel van de Raad wordt die voldoende waargemaakt. Met Kunsthal Light en All You Can Art bijvoorbeeld wordt concrete aandacht besteed aan talentontwikkeling. Op de aspecten inclusiviteit, diversiteit en Fair Practice heeft de Kunsthal verbeterpunten gesignaleerd en doelstellingen verwoord.

De Kunsthal werkt vanuit de aard van haar zeer diverse programma samen met heel uiteenlopende Rotterdamse, regionale en internationale partners. Zij slagen er, vergeleken bij andere Rotterdamse instellingen, beter in om een divers publiek te bereiken. In haar manier van werken zet de Kunsthal sterk in op cocreatie en educatie. Dat doet men door middel van uiteenlopende werkwijzen: open podium plekken, thematische aanpakken gericht op boeien en binden van een divers samengesteld publiek en maatwerkprogramma’s met nieuwe partners. De Kunsthal is ook actief in programma’s in de wijken en werkt samen met kunstenaarscollectieven en met maatschappelijke partners, zoals Laurens, Antes en Zuiderpark College aan sociale projecten.

De Kunsthal maakt duidelijk dat men hier verder beleid op wil vormen en er ook concrete invulling aan kan geven.

Museum Boijmans van Beuningen (MBVB) is, gelet op zijn positie in de stad, aangemerkt als een RCB-instelling, maar de vraag is of het museum die status waar gaat maken. Het valt de Raad op dat MBVB zich bewust is van zijn positie, maar zich tot nu als samenwerkingspartner eenzijdig heeft opgesteld: samenwerking wordt vooral bezien vanuit de programmering van het museum zelf. Nu het museumgebouw tot 2026 is gesloten staat MBVB voor een grote uitdaging om verschillende vormen van samenwerking aan te gaan en er voor te zorgen dat die leiden tot concrete resultaten. Het depotgebouw wordt een nieuwe ‘eyecatcher’ in de stad, die publiek uit binnen- en buitenland zal trekken. Als platform voor talentontwikkeling maakt MBVB stappen met fellowships in het depotgebouw en kunstenaars in de Transit Academie. Die passen bij zijn rol als RCB-instelling maar moeten zich nog bewijzen.

MBVB onderscheidt zich niet in bijzondere mate op de drie beleidsprioriteiten van de gemeente. Met de inclusievere aanpak zet het museum naar verwachting een nieuwe koers in. Onder de RCB-noemer meldt het museum verantwoordelijkheid te willen dragen voor de hele Rotterdamse culturele sector. Bij de concrete invulling van die rol noemt men: een uitwisselingsprogramma voor medewerkers met andere culturele instellingen in de stad en maatschappelijk geëngageerde kunstprojecten. MBVB is al eerder – op bescheiden schaal – gestart met projecten rond maatschappelijke vraagstukken als armoede en eenzaamheid.

MBVB vermeldt over de voorgestelde denktank dat men zich afvraagt hoe deze zich verhoudt tot het directeurenoverleg en doet een voorstel om de samenstelling ervan aan te passen.

De Raad constateert dat het Maritiem Museum goed functioneert als platform voor talentontwikkeling, in dit geval in de techniekeducatie, de overdracht van oude ambachten en in het onderzoeksprogramma met studenten van de EUR. In de samenwerking met het bedrijfsleven en het onderwijs heeft het museum een cultuuroverstijgende functie.

Het museum gaat werken met quota om het personeel meer divers te krijgen. Onder de noemer innovatie noemt men onder meer een tentoonstelling over de energietransitie, duurzame en innovatieve schepen en meeloopstages voor leerlingen en bedrijven uit de maritieme industrie.

Voor zijn rol als RCB-instelling is volgens de Raad meer nodig, namelijk een goed plan waaruit blijkt hoe het museum zijn verantwoordelijkheid voor de Rotterdamse erfgoedsector ziet. De Raad vindt het jammer dat in het beleidsplan ideeën en voorstellen daarover ontbreken.

De statuur en de positie van het museum in de stad en het land dragen weliswaar bij aan de culturele basis, maar als het gaat om de inzet op de drie gemeentelijke beleidsprioriteiten onderscheidt het museum zich niet ten opzichte van andere instellingen in de culturele sector.

Theater Zuidplein draagt bij aan de ontwikkelingen die gaande zijn in Rotterdam-Zuid en toont zich betrokken bij de opgaven van de stad. Het theater heeft een sterke positie in Rotterdam verworven en vanwege de specifieke werkwijze heeft het een landelijke gidsfunctie. De inclusieve benadering, de wijze waarop het theater de deuren wijd openzet en aandacht heeft voor interconnectiviteit zijn passend voor een RCB-instelling, vindt de Raad.

Theater Zuidplein heeft talentonwikkeling zo ongeveer als core business, Dit heeft vooral een plek in Lab-Z, de leer/werkplaats van Theater Zuidplein, met stages, teasers en productieplaatsen. Alles ter ondersteuning van nieuw en divers talent in de podiumkunsten.

In een bijlage over de rol in de RCB gaat men in op de culturele invulling van Hart op Zuid, het verbeteren van de leefomgeving en sociaal – maatschappelijke vraagstukken (achterstanden op Zuid). Het theater werkt veel samen met scholen, met de bibliotheek, die een plek heeft in de nieuwe vestiging en met anderen. Theater Zuidplein is ook een leer/werkbedrijf.

Met zijn grote netwerk neemt TR een stevige positie in de stad in. De organisatie toont instellingsoverstijgende verantwoordelijkheid op het gebied van educatie, talentontwikkeling en publieksbereik. De Raad is van mening dat TR zich in de komende periode sterker kan profileren ten aanzien van de RCB-taken.

TR geeft aan een sociaal contract te willen sluiten met de stad. Men beschrijft de inzet op de drie codes, ook met concrete acties. TR wil zich ontwikkelen tot erkend MBO leer/werkbedrijf. Wat betreft innovatie richt men zich op samenwerking in de theater – en dansketen. TR wil met partners een concreet actieplan uitwerken voor de afstemming van aanbod, over publieksbereik en segmentering en over talentontwikkeling.

TR investeert al langere tijd in het energieneutraal krijgen van haar gebouwen, in het bijzonder in een publiek- private samenwerking rond het Schouwburgplein. TR is een van de initiatiefnemers van het vierjarig programma Art Climate Transition (ACT) dat is gestart in 2020 en waarin 7 internationale partners grote transitievraagstukken agenderen, door middel van coproducties en samenwerking.

De kennis en ervaring die TR hiermee vergaart brengt TR graag in bij de denktank die de wethouder voor ogen staat.