28 november 2016
Gemeenteraad stelt Cultuurplan 2017-2020 vast

Op donderdag 24 november 2016 heeft de Rotterdamse gemeenteraad ‘Reikwijdte en Armslag; Cultuurplan 2017-2020’, reactie op advies RRKC en verdelingsvoorstel’, unaniem vastgesteld.
Hiermee zijn de subsidiebedragen bekend voor alle instellingen die een aanvraag hadden ingediend in het kader van het Cultuurplan 2017-2020. In het Cultuurplan zijn 86 instellingen opgenomen, waarvan 18 nieuwe.
De volgende moties werden aangenomen:
• Behoud Rotterdamse signatuur Wereldmuseum
• Stichting Formaat
• Culturele diversiteit in het cultuurbeleid
• Ruimte voor vernieuwing
• Doro Siepelprijs
Al tijdens de gemeenteraadsvergadering van 10 november nam de raad de motie ‘Financier Culturele vernieuwing’ aan die verzoekt om een bedrag van € 331.775,- over te hevelen van het budget voor projectsubsidies voor cultuur naar het Cultuurplan 2017-2020.
Samen met de extra middelen voor het Wereldmuseum betekent dit dat het totaalbudget voor het Cultuurplan 2017-2020 stijgt van € 75,9 miljoen naar € 80,5 miljoen.
Vervolgproces
Het is nu aan het college van Burgemeester en Wethouders om de aangenomen moties af te doen. Dit houdt in dat het college aangeeft hoe zij uitvoering zal geven aan de verzoeken van de gemeenteraad. Het college neemt naar verwachting medio december hierover een besluit.
Voor het eind van dit jaar zullen alle instellingen die een aanvraag hadden ingediend bericht ontvangen, de zogenaamde beschikking.
In een tweetal moties wordt de adviesrol van de RRKC genoemd:
- In de motie ‘Behoud Rotterdamse signatuur Wereldmuseum’ wordt de RRKC gevraagd de ‘ontwikkelingen bij het Wereldmuseum nauwkeurig te volgen en te zijner tijd een concreet voorstel te doen voor de beoordeling en advisering betreffende dit museum voor de volgende cultuurplanperiode’.
- In de motie ‘Culturele Diversiteit in het Cultuurbeleid’ beoogt men ‘de RRKC te vragen onderzoek te doen naar het diversiteitsgehalte van de culturele sector en op basis van dit onderzoek aan te geven of en zo ja welke beleidsconclusies hieruit getrokken kunnen worden.’