Voorwoord

Rotterdam is een middelgrote Europese stad, met de grootste haven van het westelijk halfrond. Het is ook een stad met een uitzonderlijk grote diversiteit. Meer dan een eeuw lang voeren miljoenen emigranten vanuit Rotterdam naar elders – inmiddels kwam de meerderheid van de Rotterdammers van elders hier thuis. Oude en nieuwe bewoners van de stad hebben één ding gemeen: zij voelen zich allemaal Rotterdammer. Door die oriëntatie op nieuwe werelden en de invloed van nieuwkomers is Rotterdam een stad met een grote culturele dynamiek en steeds wisselende perspectieven: de stad is meervoud.

122 Rotterdamse instellingen doen dit jaar een aanvraag voor subsidie binnen het Cultuurplan 2021-2024. Het geheel van die aanvragen geeft een goed beeld van de vitale cultuur van deze zelfbewuste en groeiende stad – schitterend in een scherp licht, scherper tegen de zwarte achtergrond van vandaag.

Inmiddels zitten we middenin de coronacrisis, waarvan de gevolgen evident zeer groot zullen zijn.

Desondanks legt de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur dit Cultuurplanadvies voor aan het College van Burgemeester en Wethouders. Het is een opname van de stand en de dynamiek van de kunst en cultuur in Rotterdam op het moment vóór de uitbraak van Covid-19. Dit advies is bedoeld als basis voor het Cultuurplan; hopelijk kan het ook dienen als referentiekader voor andere nodige beleidsmaatregelen als gevolg van de uitbraak.

Vooral ook wil de Raad met dit advies een fakkel hooghouden voor de kunstenaars en makers en de talenten die al deze instellingen tot leven brengen, en de inspiratie van Rotterdam voor de wereld vormgeven. Over de gevolgen van de crisis en te ontwikkelen beleid en maatregelen dienaangaande zal de Raad in het najaar aanvullend adviseren.

De Raad is erkentelijk voor het voorwerk, de hulp en de kritiek van de tachtig betrokken leden van elf commissies die hun kennis, ervaring en tijd belangeloos hebben ingezet om dit Cultuurplanadvies te maken – de RRKC staat op hun schouders.

Iedere aanvraag werd beoordeeld op zijn eigen merites. Hiervoor hanteerde de Raad de ‘driehoek’: er werd een oordeel gevormd over Culturele Betekenis – Bedrijfsvoering – Publiek. Vervolgens werden de instellingen getoetst aan de beleidsuitgangspunten van het College, de drie I’s: Inclusiviteit, Interconnectiviteit en Innovatie.

Deze drie I’s klinken nieuw, maar ze staan in traditie. Aandacht voor sociale ontwikkeling is door de generaties heen een kenmerk van het cultuurbeleid van Rotterdam – voor de gemeente en de culturele sector gaat het er om dat makers en instellingen steeds zoveel mogelijk Rotterdammers van alle leeftijden bereiken, betrekken en inspireren.

Dit Cultuurplanadvies is gemaakt voor een jaarlijks budget van € 81,7 miljoen. Nieuw is dat voor de Rotterdamse Culturele Basis (RCB) een vast bedrag binnen dit budget is gereserveerd van € 43,3 miljoen. Deze acht instellingen worden wel getoetst op de criteria die voor alle aanvragen gelden, maar ook beoordeeld op de additionele overstijgende verantwoordelijkheden voor de sector, in het bijzonder voor de bevordering van een meer inclusieve sector. Omdat de subsidie voor de RCB-instellingen vaststaat, adviseert de RRKC niet over de hoogte daarvan.

De Raad constateert verheugd dat er inderdaad veel gebeurt in de sector. Van de 122 aanvragen adviseert de Raad het college er 94 te honoreren. Van alle aanvragen waren 42 van instellingen die zich voor het eerst meldden; hiervan adviseert de Raad er 21 te honoreren. Van de achttien instellingen die in het vorige Cultuurplan debuteerden, groeien er nu veertien door, als het college de Raad volgt. Het aantal aanvragen uit de discipline Letteren en Debat verdubbelde in zowel aantal als in bedrag. Vier nieuwe initiatieven laten zich zien bij Theater, en de Urban beweging ontwikkelt zich sterk in Rotterdam met tien nieuwe aanvragers, die vijf disciplines vertegenwoordigen.

Opvallend is dat een toenemend aantal aanvragers zich niet beperkt tot het culturele domein: soms zijn het ook sociale ondernemers, en/of ze bieden een educatief programma. Deze cross-overs zijn een uitdaging voor de nu gehanteerde indeling in disciplines van de sector, waarop de gemeente en de RRKC een antwoord zullen moeten vinden.

Nieuwe aanvragers laten ook iets anders zien: vanuit hun werkwijze, bemensing en programma geven zij bijna vanzelfsprekend vorm aan de ‘de drie I’s’ die de Gemeente vooropstelt. Voor veel gevestigde instellingen is dat een stuk lastiger. Die moeten opereren tussen enerzijds de trouw aan hun culturele basis – traditie, idioom, de kern van hun succes, bestaand publiek – en de verplichting om nieuwe sociale groepen te trekken, die geen vanzelfsprekende interesse hebben in hun aanbod. Sommige gevestigde instellingen slagen daar goed in; andere, waaronder de meerderheid van de instellingen in de RCB, doen dat niet of nauwelijks. Ook nieuwkomers en doorgroeiers lopen tegen een grens aan; wat kunnen zij individueel bewerkstelligen in diversiteit en samenwerking?

Hoe erg is dat precies? Voor de Raad is de kern van de zaak dat de culturele sector in Rotterdam een heel divers palet van instellingen vormt, relevant voor een heel divers Rotterdams publiek. Individuele instellingen kunnen onmogelijk aan alle algemeen gestelde eisen voldoen. Van iedere instelling mag wel verwacht worden dat deze zich op een intelligente manier rekenschap geeft van de culturele en maatschappelijke context waarin zij nú opereert.

De drie I’s vormen een complex samenstel van ambities; daarvoor is een verdiepende dialoog nodig tussen gemeente en de culturele instellingen. Dat gesprek zou moeten beginnen bij de RCB-instellingen, waarvan de gemeente op dit gebied terecht een overstijgende bijdrage verwacht in het vinden van oplossingen voor de grote uitdagingen waar de stad voor staat.

De Raad geeft naast een oordeel over individuele instellingen ook zijn visie op disciplines. Bijzondere aandacht vraagt dit advies voor een nieuwe stadsmuseale functie binnen de discipline van Musea en Erfgoed. De Raad constateert dat deze functie zich in een crisis bevindt, ondanks een aantal interessante initiatieven van kleinere instellingen. Het Rotterdamse historische erfgoed verdient een nieuw concept waarin verschillende partijen in de stad het erfgoed ontsluiten en tonen.

Zoals gesteld, dit advies gaat over de plannen van Rotterdamse culturele instellingen, die gemaakt zijn in een andere tijd. De gevolgen van de coronacrisis zijn nog niet te overzien. Zeker is dat – alle denkbare steunmaatregelen van de overheid ten spijt – de verliezen in de culturele sector heel groot zullen zijn, de beperkte buffers verdampen en het verdienvermogen van de instellingen ernstig is aangetast.

Desalniettemin mag Rotterdam zich bevoorrecht weten met een breed en rijk geschakeerd geheel van zowel gevestigde instellingen als een behoorlijk aantal nieuwkomers – de Raad adviseert 21 nieuwe instellingen op te nemen in het Cultuurplan, en veertien van de achttien nieuwkomers in het Cultuurplan 2017-2020, die opnieuw hebben aangevraagd, groeien nu door. Dit momentum is het resultaat van een lange ontwikkeling die we moeten koesteren en voeden. Om die reden koos de Raad waar mogelijk voor nieuw aanbod voor nieuw publiek.

Zonder culturele ontwikkeling geen stedelijke ontwikkeling, en zonder vernieuwing en doorgroei is er geen culturele ontwikkeling. De Raad vraagt in deze lastige tijd hiervoor onverminderde aandacht van het college.

Verandering en vernieuwing zijn wezenlijk voor Rotterdam en haar kunst en cultuur – taaiheid en veerkracht kenmerken deze stad. Inspiratie en verbeelding blijven onverminderd haar drijvende krachten.

Namens de Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur

Jacob van der Goot
Voorzitter