Samenvatting, Conclusies en Aanbevelingen

Conclusies en Aanbevelingen

Algemeen

Op basis van de beoordeling van de 122 aanvragen voor het Cultuurplan 2021-2024 concludeert de RRKC dat de culturele sector in Rotterdam vitaal en dynamisch is, vol energie en nieuwe plannen. Er zijn 42 nieuwe aanvragers. Het merendeel van de 18 instellingen die in 2017 werd opgenomen in het Cultuurplan is doorgegroeid in betekenis en bedrijfsvoering. De Raad heeft 14 van hen positief beoordeeld en adviseert deze ‘doorgroeiers’ in de komende vier jaar meer ruimte te geven. De Raad adviseert positief over 21 van de 42 nieuwe aanvragers. Met de gevestigde instellingen die al langer in het Cultuurplan zitten zorgen zij voor een breed en divers aanbod met ruimte voor experiment.

Uit de aanvragen, ingediend vóór de coronacrisis, komt het beeld naar voren dat het over het algemeen goed gaat met het Rotterdamse cultuuraanbod en met de instellingen, zowel artistiek als bedrijfsmatig. De financiële gevolgen van de coronacrisis en het Cultuurplanadvies zullen onderwerp zijn van een toekomstig advies van de RRKC aan het college.

In de handleiding voor de aanvragers verzoekt de gemeente de instellingen om op onderdelen, zoals inclusiviteit en fair pay, een concreet plan van aanpak te maken. De Raad constateert dat de aanvragen in dit opzicht teleurstellen, uitzonderingen daargelaten. Bijna alle aanvragers laten het bij algemeen geformuleerde intenties en ambities.

Culturele betekenis in disciplines en genres

De RRKC schetst in een beschouwing van elke discipline de belangrijkste spelers en ontwikkelingen. Hiervoor verwijst de Raad naar Hoofdstuk 3. Instellingsadviezen.

Bedrijfsvoering

De Rotterdamse culturele sector kenmerkt zich door een grote diversiteit, ook in bedrijfsmatige inrichting. De Raad gaat hier in elk instellingsadvies op in en besteedt daarbij aandacht aan de financieringsmix (verhouding subsidie/eigen inkomsten) en Fair Practice (fair pay). De Code Cultural Governance komt alleen aan de orde wanneer de desbetreffende instelling in bestuurlijk opzicht aandacht verdient. Wat betreft de financieringsmix concludeert de Raad dat de sector veel potentie heeft, maar ook zeer kwetsbaar is. De financiële positie van de instellingen is na een na ‘dip’ in de afgelopen periode sterker geworden, maar nog steeds onvoldoende weerbaar om tegenslag op te vangen.

De Raad formuleerde zijn bevindingen op het moment dat de coronacrisis nog maar net begonnen was en de gevolgen onhelder waren; duidelijk is dat de gevolgen voor de culturele sector zeer ingrijpend zullen zijn. De gevolgen van corona voor de sector zullen onderwerp zijn van toekomstig advies door de RRKC.

Fair Practice Code
De RRKC concludeert na de beoordeling van de 122 aanvragen dat instellingen relatief weinig met de Fair Practice Code hebben gedaan. Zij hadden de welhaast onmogelijke taak om enerzijds meer ambitie te tonen en anderzijds fair pay te bekostigen, desnoods met minder ambities. De instellingen hebben vooral het eerste opgepikt. De RRKC trekt de volgende conclusies:

  • Instellingen hebben in hun ingediende plannen weinig gedaan met de oproep van de gemeente om in de nieuwe Cultuurplanperiode zelf stappen naar fair pay te zetten.
  • Van de 122 aanvragers noemen 21 instellingen in hun aanvraag een concreet bedrag voor fair pay; alle anderen doen dit niet. De RRKC was door het gebrek aan informatie over dit onderwerp in de aanvragen niet in de gelegenheid om het realiteitsgehalte van de genoemde bedragen te toetsen. In de rapportage van SiRM is dit wel gedaan. Hierin is een scherp beeld geschetst van wat nodig is voor fair pay.
  • De ambitie van instellingen op het gebied van fair pay varieert; aanvragers die concreet zijn,  kiezen een speerpunt. Deze speerpunten variëren van het verhogen van de vergoeding van freelancemedewerkers en meer conform cao gaan betalen, tot een betere pensioenregeling of compensatie voor structureel overwerk.
  • Instellingen ambiëren relatief vaak professionalisering en (lichte) groei van de organisatie, omdat zij anders de ambities niet kunnen waarmaken. Dit doen zij soms ook in combinatie met fair pay.

Publiek

De gemeente wil, evenals de RRKC, een toegankelijk cultuuraanbod dat zoveel mogelijk Rotterdammers bereikt. De gemeente vraagt de RRKC om een overkoepelend oordeel over publieksbereik, publiekssegmentatie en spreiding over de stad. In de paragraaf 2.1.2 komen deze aspecten uitgebreid aan bod. Een aantrekkelijk cultuuraanbod voor alle Rotterdammers vraagt om aansluiting van het aanbod op de demografische samenstelling van de stad. De Raad keek bij de beoordeling in hoeverre (positief beoordeelde) aanvragen een gevarieerd, divers en aantrekkelijk aanbod realiseren voor alle publieksgroepen in de stad. Er moet zowel ruimte zijn voor aanbod voor grote publieksgroepen als aanbod voor een klein ‘niche’ publiek. De Raad heeft extra aandacht besteed aan de ruimte voor aanbod voor ‘light users’.

Conclusies

  • Het publieksbereik van de Cultuurplaninstellingen weerspiegelt nog onvoldoende de veelkleurigheid van de stad. De ‘light users’ worden nog onvoldoende bereikt. Op basis van de ambities en de plannen van de instellingen verwacht de Raad de komende cultuurplanperiode een lichte verschuiving in het publieksbereik.
  • Als de gemeente het Cultuurplanadvies volgt, verwacht de RRKC een lichte groei in het bereik van de groep ‘light users’. De Raad heeft zich ook gebogen over de spreiding in de stad en is benieuwd naar de resultaten van de wijkgerichte projecten in Alexanderpolder en IJsselmonde.
  • De nieuwkomers en doorgroeiers leveren een belangrijke bijdrage aan de noodzakelijke verbreding van het culture aanbod. Het publieksbereik van de doorgroeiers en de nieuwkomers resulteert in een beter bereik onder de ‘light users’. De doorgroeiers en nieuwkomers onder de instellingen maken samen aanspraak op slechts 5 procent van het totale cultuurplanbudget. Met dit relatief kleine deel van het totale budget realiseren de doorgroeiers en nieuwkomers een belangrijke bijdrage aan verbreding van aanbod en publiek.

Publieksonderzoek
De Raad formuleert de volgende aanbevelingen voor het college:

  1. Om een diverser publiek te bereiken, adviseert de RRKC de lijn naar publieksvernieuwing die in de periode 2017-2020 is ingezet, door te trekken, door nieuwkomers en doorgroeiers meer ruimte te geven.
  2. Nieuwe instellingen die worden opgenomen in het Cultuurplan 2021-2024 moeten verplicht worden om mee te doen aan Whize.
  3. De Raad adviseert inspanningen om publiek te verbreden of te verdiepen meer verplicht te maken, zowel voor individuele instellingen als voor projecten waarin instellingen samenwerken aan publieksuitbreiding. De gegevens moeten voldoen aan kwaliteitseisen (beschikbaarheid en betrouwbaarheid).
  4. Alle instellingen zorgen samen voor een compleet aanbod voor alle doelgroepen. Concretiseer als gemeente de ambities voor het publieksbereik voor de collectieve opgave van de sector. Maak duidelijk wie aanspreekbaar is op de resultaten van collectieve ambities.
  5. De beschikbaarheid van publieksgegevens voor de Cultuurplanadvisering door de RRKC moet worden verbeterd. Het is wenselijk dat Rotterdam Festivals de gegevens deelt met de RRKC. Dit zou de Raad in staat stellen een gefundeerd advies te formuleren over het totale publieksbereik en de publieksverbreding van de sector.

De drie I's: inclusiviteit, innovatie en interconnectiviteit

De Raad analyseerde de plannen van alle aanvragers en bekeek hun planmatige inzet op deze beleidsprioriteiten van de gemeente. Grote instellingen scoren over het algemeen slechter op deze prioriteiten dan nieuwkomers, doorgroeiers en een deel van de Cultuurplaninstellingen. Over het algemeen worden er intenties, visies en ambities geformuleerd, zonder een concreet plan van aanpak. Voor de analyse van de drie I’s verwijst de Raad naar paragraaf 2.2 en naar onderstaande conclusies en aanbevelingen.

Inclusiviteit

De meeste aanvragen voor de Cultuurplanperiode 2021-2024 geven beperkt blijk van een visie en ambities op het gebied van inclusiviteit. Een concreet plan van aanpak ontbreekt het vaakst.

De Code Diversiteit & Inclusie wordt beperkt toegepast en in meerdere aanvragen niet genoemd. Het ontbreekt vooral de RCB-instellingen – uitgezonderd Theater Zuidplein en de Kunsthal – aan een gevoel van urgentie en verantwoordelijkheid.

In antwoord op de vraag van het college stelt de Raad dat de wijze waarop aanvragers invulling geven aan inclusiviteit teleurstellend is. Maar er zijn gunstige uitzonderingen, organisaties die de Raad een plek wil (blijven) geven in het Cultuurplan. De Raad gelooft dat inclusiviteit binnen het Rotterdamse culturele veld een positieve stimulans krijgt, als het college zijn advies volgt.

De Raad concludeert dat de start van een Cultuurplanperiode een belangrijk moment is om op inclusiviteit te toetsen, maar dat het niet het enige moment moet zijn waarop organisaties wordt gevraagd mijlpalen, plannen en ambities op het gebied van inclusiviteit te concretiseren. Er staat voor aanvragers te veel op het spel, waardoor de grens tussen intrinsieke en pragmatische motivatie in de plannen soms vervaagt. Blijvende prioritering door de gemeente van inclusiviteit, ook buiten de Cultuurplanbeoordeling, is nodig.

Aanbevelingen voor de gemeente
Gezien de magere invulling van inclusiviteit in het merendeel van de aanvragen, adviseert de RRKC het college:

  • inclusiviteit prioriteit te blijven geven in het gemeentelijk cultuurbeleid;
  • te monitoren hoe instellingen eraan werken inclusiviteit in praktijk te brengen vanaf de Cultuurplanperiode 2021-2024, zodat blijvend druk op de ontwikkelingen wordt uitgeoefend;
  • de huidige mate van verantwoording tegen het licht te houden om na te gaan in hoeverre die afdoende is om inclusiviteit binnen de cultuursector daadwerkelijk te bevorderen. De Raad adviseert inspanningen op het gebied van inclusiviteit op te nemen in de prestatieafspraken tussen gemeente en instellingen;
  • nieuwkomers in het Cultuurplan ruimte te geven, omdat die opvallend vaker dan andere organisaties al inclusief opererende organisaties zijn;
  • doorgroeiers de kans te geven zich verder te ontwikkelen, vanwege de bijdrage die zij in toenemende mate leveren aan een inclusieve cultuursector in Rotterdam.

Aanbevelingen voor de sector
De Raad hoopt dat de energie van de instellingen die het goede voorbeeld geven in de komende cultuurplanperiode organisaties inspireren, die nog met inclusiviteit worstelen. De Raad roept de sector op inspanningen in gezamenlijkheid te ontwikkelen om zo de kans van slagen te vergroten.

Innovatie

Hoewel alle instellingen is gevraagd te reflecteren op innovatie, gebeurt dat lang niet overal. Ook bij het merendeel van de instellingen uit de RCB waarvan meer inzet op innovatie verwacht mocht worden, ontbreekt een duidelijke visie op de betekenis van innovatie voor de cultuursector en de stad.

Grote instellingen zoeken naar innovatie door samen te werken met vernieuwende initiatieven, veelal echter zonder dat hun hoofdactiviteiten hierdoor veranderen.
Het gebruik van het Whize-model door individuele instellingen leidt tot een flinke stap voorwaarts in het verkrijgen van inzicht in publieksbereik. De innovatie van marketing en publieksontwikkeling blijft achterwege. Het is jammer dat marketing geen beoordelingsaspect was.

Hoewel digitalisering van invloed is op alle aspecten van het werk, ziet de Raad weinig systematische vernieuwing met gebruik van nieuwe technologie; instellingen delen daar weinig over. De sterk gegroeide inzet van social media leidt niet overal tot meer interactie met nieuw publiek en community vorming.

Interconnectiviteit

  • Er wordt veel onderling samengewerkt in de cultuursector, maar meestal op projectbasis. Doel is het bundelen van krachten of artistieke vernieuwing. Interconnectieve relaties met andere domeinen komen in beperkte mate voor; ook daar blijft het meestal bij een projectmatige invulling.
  • Instellingen die schrijven over samenwerking met partners in andere domeinen blijven meestal steken in intenties, op een aantal positieve uitzonderingen na. Concrete doelen, aanpak, beoogde resultaten en evaluatie ontbreken veelal. Daarmee is interconnectiviteit een moeilijk grijpbaar fenomeen. Wil die in de cultuursector concreet vorm krijgen, dan zullen maatstaven moeten worden ontwikkeld aan de hand waarvan activiteiten planmatig kunnen worden uitgevoerd en beoordeeld.
  • De grote instellingen scoren in het algemeen slecht op interconnectiviteit; nieuwkomers en doorgroeiers doen dat beter. Nieuwe generaties kunstenaars zoeken interconnectiviteit op, gedreven door nieuwe ideeën en op zoek naar nieuwe vormen van financiering of distributie, confrontatie of reflectie. De grote instellingen waarvan juist veel verwacht wordt op dit gebied, zien interconnectiviteit vaak als iets wat buiten hun kerntaak valt.
  • Instellingen die wel samenwerken op het snijvlak van cultuur en een ander domein vallen in de cultuurplansystematiek soms tussen de wal en het schip. De Raad waardeert deze samenwerking als positief, maar het is soms lastig om het onderdeel kunst en cultuur daarbinnen goed te beoordelen. Het college zou de inzet van de Cultuurplansubsidies op dit punt aandacht moeten geven. De RRKC kan dan de wijze van beoordelen erop aanpassen.

Rotterdamse Culturele Basis (RCB)

De RRKC beoordeelde de aanvragen van de acht instellingen van de RCB op dezelfde wijze als die van de andere aanvragers op culturele betekenis, bedrijfsvoering en publiek. Voor deze beoordeling verwijzen wij graag naar de instellingsadviezen. Daarnaast beoordeelde de Raad de RCB-instellingen op de drie I’s en in het bijzonder op de ‘extra opdracht’ die het college aan deze instellingen heeft gegeven. Voor de conclusies verwijzen wij naar paragraaf 2.3.

  • De RRKC is van mening dat de RCB-instellingen magere en teleurstellende plannen hebben ingediend om hun instellingsoverstijgende rol vorm te geven. Zij geven slechts vrijblijvend invulling aan de ‘extra’ opdracht van het college en nemen geen verantwoordelijkheid voor de culturele sector als geheel. Voor zover de instellingen deze opdracht al invullen, doen zij dit vooral vanuit hun eigen core business en niet vanuit een overstijgende verantwoordelijkheid.Gunstige uitzonderingen op de regel zijn de Kunsthal en Theater Zuidplein, die binnen de RCB het hoogst scoren zowel qua culturele betekenis als inzet op de drie I’s. Museum Boijmans van Beuningen moet wat betreft de Raad echt geprikkeld worden om een andere visie te ontwikkelen op zijn rol in de stad.
  • De doorgroeiers en nieuwkomers onder de positief beoordeelde instellingen – gezamenlijk goed voor 5 procent van het Cultuurplan budget – scoren over het algemeen veel beter op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen – de drie I’s en publieksbereik – dan de RCB-instellingen (53 procent van het budget).
  • De gemeente verwacht van de RCB-instellingen dat zij een voorbeeldfunctie vervullen. De RRKC verwacht niet dat de RCB dit in de huidige samenstelling gaat waarmaken. Musea en podiumkunsten zijn nu oververtegenwoordigd in de RCB, terwijl andere disciplines geheel ontbreken. De Raad geeft opnieuw in overweging om voor de samenstelling van de RCB meer naar specifieke functies voor de stad en het culturele veld te kijken en daarbij een evenwichtige verdeling van disciplines na te streven.

BKV-gelden

De Raad beoordeelde de aanvragen van veertien instellingen voor gelden in het kader van de regeling Beeldende Kunst en Vormgeving. Deze gelden moeten ten goede komen aan het productieklimaat voor beeldende kunst en vormgeving en zoveel mogelijk bijdragen aan inkomensvorming voor in Rotterdam ingeschreven professioneel werkzame beeldend kunstenaars en vormgevers. De beoordeling van de aanvragen en het verdeeladvies zijn te vinden in paragraaf 4.1.

Collectiebeleidsplannen

De RRKC heeft de collectiebeleidsplannen beoordeeld van instellingen met een gemeentelijke collectie. Dit zijn Museum Boijmans Van Beuningen, Museum Rotterdam, Maritiem Museum Rotterdam, Wereldmuseum, Nederlands Fotomuseum (fotocollectie voorheen in beheer bij Wereldmuseum), CBK Rotterdam (collecties Kunstuitleen Rotterdam en Beeldende Kunst in de Openbare Ruimte). Analyse en bevindingen van de collectiebeleidsplannen zijn te vinden in paragraaf 4.2.