Museale collecties en erfgoed

Museale collecties en Erfgoed. Positief beoordeelde aanvragen

* Prijspeil 2020, Bron: Gemeente Rotterdam

Museale collecties en Erfgoed. Negatief beoordeelde aanvragen

Rotterdam kent bijna twintig museale en erfgoedinstellingen. Musea worden ondersteund uit het cultuurbudget. Erfgoedinstellingen als Stadsarchief Rotterdam, Bibliotheek Rotterdam en Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam krijgen ondersteuning uit andere gemeentelijke budgetten. De Rotterdamse musea die een gemeentelijke collectie beheren zijn:

  1. Museum Boijmans van Beuningen (westerse kunst van Middeleeuwen tot nu);
  2. Museum Rotterdam (historische collectie en nieuw Rotterdams erfgoed);
  3. Maritiem Museum Rotterdam (maritieme verleden en heden);
  4. Wereldmuseum (culturele diversiteit van de stad en de wereld);
  5. Nederlands Fotomuseum (fotocollectie Wereldmuseum)
  6. CBK Rotterdam (Kunstuitleen Rotterdam en BKOR).

Daarnaast zijn er musea/erfgoedinstellingen met particuliere collecties:

Twee instellingen in Rotterdam zijn onderdeel van de landelijke BIS en ontvangen rijkssubsidie:
Het Nieuwe Instituut (museum en agentschap voor architectuur, design en digitale cultuur) en het Nederlands Fotomuseum (Nederlands fotografisch erfgoed).

Tot de Rotterdamse Culturele Basis (RCB) behoren Museum Boijmans Van Beuningen en Maritiem Museum Rotterdam. Alle instellingen behalve Het Nieuwe Instituut, Landverhuizersmuseum en Bibliotheek Rotterdam vragen een subsidie aan in het Cultuurplan 2021-2024. Nieuwe aanvragers zijn DIG IT UP (Rotterdamse stadscultuur, galerie en erfgoedlab) en Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst (GVGT).

Bevindingen over het museale veld
De Rotterdamse musea die een gemeentelijke collectie beheren, toonden in het begin van het vorig decennium nog de gezamenlijke ambitie om samen te werken in het Verhaal van de stad. Museum Rotterdam, Maritiem Museum Rotterdam en het Wereldmuseum liepen hierin voorop. Van die ambities is in de huidige plannen niets meer terug te vinden. Het Wereldmuseum en het Maritiem Museum Rotterdam hebben elk een eigen richting gekozen en zetten zichzelf stevig op de kaart. Het Wereldmuseum herrees na een fusie met drie andere musea in het Nationaal Museum van Wereldculturen die voor alle partners meerwaarde opleverde. Maritiem Museum Rotterdam heeft zich nog verder geprofileerd als een museum voor de maritieme industrie. Museum Rotterdam laat in zijn visieontwikkeling en activiteiten een achteruitgang zien en is ook slecht behuisd in het Timmerhuis.

Museum Boijmans Van Beuningen is tot 2026 verwikkeld in een langdurige renovatie van het museumgebouw en daarnaast bereidt het zich voor op de opening van het depotgebouw in 2021 en op de activiteiten die daar gaan plaatsvinden. Elk museum ontwikkelt zich dus steeds meer eigenstandig. Straks komt daar een nieuwe particuliere stichting bij: Het Landverhuizersmuseum (werktitel). Tegelijkertijd dienen zich in het museale veld nieuwe kleine organisaties aan, zoals DIG IT UP, die als platform een alternatieve omgang met erfgoed laten zien en die activiteiten initiëren die de grote musea laten liggen.

Dit alles vraagt om een heroriëntatie op het museale veld. De Raad stelt voorafgaand hieraan vast dat een goed werkende stadsmuseale functie noodzakelijk is. Omdat Museum Rotterdam daaraan niet voldoet, vindt de Raad dat een alternatief voorbereid moet worden. Lees hierover meer in paragraaf 1.5.

Aparte vermelding verdient het Nederlands Fotomuseum als (landelijke) BIS-instelling. Het museum ziet zich gesteld voor een grote opgave, onder meer voor wat betreft huisvesting, beheer technische installaties, collectiebeheer (digitalisering), educatie et cetera. Daarnaast komt het museum met de Eregalerij in een (mede ook door de gemeente) incidenteel gefinancierde extra presentatieruimte Las Palmas-Oost.

Kleinere musea als het Chabot Museum, Natuurhistorisch Museum Rotterdam en RoMeO werken op een kleinschalig niveau veel samen met allerlei culturele en maatschappelijke partners en zijn daardoor in staat hoge bezoekerscijfers te halen. Deze instellingen rekent de Raad tot het ‘mkb’ van de erfgoedsector.
Twee nieuwe platformorganisaties dienen zich aan: DIG IT UP en Gedeeld Verleden, Gezamenlijke Toekomst (GVGT). Ze beheren geen collectie, maar hebben een vernieuwende rol bij het verbinden en zichtbaar maken van verschillende culturen in de stad en richten zich daarbij op documentair en/of immaterieel erfgoed, vergelijkbaar met hoe Verhalenhuis Belvédère dat doet. 

Naast presentatie van de collectie, behoren beheer en behoud daarvan ook tot de kerntaken van de musea. De gemeente presenteerde in 2017 een Visie op de Collectie Rotterdam, waarin richtlijnen zijn opgenomen voor een ‘gezamenlijk collectiebeleid’ van instellingen die een gemeentelijke collectie beheren. De aangemerkte musea volgen de richtlijnen over beheer, behoud en ontzamelen; over de presentatie (ontsluiting) van collecties is hun eigen visie leidend. Om de nieuwe richtlijnen uit te voeren zijn extra medewerkers nodig, omdat de eisen over het beheer zijn toegenomen, zonder dat extra middelen beschikbaar zijn gesteld. Zo leidt het huidige ontzamelprotocol tot minder ontzamelen.

Er zijn achterstanden op het gebied van registratie en digitalisering; hier moeten musea een inhaalslag maken. De Erfgoedwet (2016) stelt dat de musea hun collecties uiteindelijk volledig moeten registreren en digitaliseren. Die verplichting geldt niet alleen rijksmusea, maar ook eigenaren, gebruikers en kopers van cultureel erfgoed. Daarmee neemt de toegankelijkheid tot het erfgoed aanzienlijk toe. Meer hierover is te vinden in Paragraaf 4.2 Collectiebeleidsplannen.

Culturele betekenis

  • Bij de publieksactiviteiten, cultuureducatie en talentontwikkeling leggen veel museale en erfgoedinstellingen actief verbindingen met culturele en maatschappelijke organisaties en de wijken in de stad. Door het ontbreken van afstemming tussen de instellingen bestaat het risico van fragmentatie en overlap.
  • De diversiteit in het tentoonstellingslandschap van Rotterdam wordt niet alleen bepaald door de musea, maar ook door de Kunsthal, Verhalenhuis Belvedère en Witte de With Center for Contemporary Art.
  • Voor de ontwikkeling van digitale portals zijn er veel (voorgenomen) activiteiten te lezen, maar het ontbreekt, op een enkele uitzondering na, aan samenwerking, afstemming en wederzijdse beïnvloeding.
  • De museale sector is in Rotterdam de belangrijkste cultuuraanbieder voor het onderwijs. De meeste instellingen besteden op een goede manier aandacht aan cultuuronderwijs/educatie. Het valt op dat men zich hierbij stad-breed oriënteert en in verschillende schooltypen.
  • Platformorganisaties als DIG IT UP en GVGT bieden met digitaal, documentair en immaterieel erfgoed een alternatief aanbod dat de traditionele erfgoedinstellingen laten liggen. Door hun verbindende rol maken ze verschillende culturen en gemeenschappen in de stad meer zichtbaar, vergelijkbaar met hoe Verhalenhuis Belvedère dat doet. De Raad betreurt daarom dat de kwaliteit van het meerjarenbeleidsplan van GVGT teleurstelt, wat heeft geleid tot een negatief advies voor deze organisatie.
  • Omdat het Rotterdams erfgoed op steeds meer verschillende manieren wordt opgediept en gepresenteerd, vervaagt het onderscheid tussen cocreatie, presentatie, debat en netwerkbeheer. De erfgoedsector kan zich aanmerkelijk versterken door de ontwikkeling van hun programma’s en onderzoek meer af te stemmen en meer samen te werken.

Bedrijfsvoering

  • De financiële problemen voor de huisvesting en het beheer van de gemeentelijke collectie worden steeds nijpender. Samen met de noodzakelijke harmonisatie van personele lasten (fair practice, fair pay) komen veel instellingen op een kritisch punt dat meerjarige begrotingen niet meer sluitend te maken zijn.
  • Wat betreft de financieringsmix maakt gemeentelijke subsidie een steeds groter deel van de inkomsten uit, nodig om de kosten te dekken. Daardoor is er minder ruimte voor marketing, tentoonstellingen en een andere programmering.
  • Nagenoeg alle aanvragers willen, voor zover ze dat nog niet doen, voldoen aan de Fair Practice Code en fair pay. In een aantal gevallen is specifiek daarvoor meer subsidie aangevraagd. De instellingen vinden de code belangrijk, maar de uitwerking in concreet beleid is nog onder de maat.
  • De Rotterdamse museale sector heeft altijd goede relaties gehad met particuliere gevers. Grote collecties, nu in eigendom van de gemeente, zijn ooit samengesteld uit collecties van welgestelde Rotterdammers. Stichting De Verre Bergen doneerde een aanzienlijk bedrag aan de bouw van Depot Boijmans Van Beuningen. Stichting Droom en Daad investeert in een eigen initiatief voor een Landverhuizermuseum op Katendrecht. Maar de stichting investeert ook in het continueren van presentaties door Museum Boijmans Van Beuningen bij buurmusea en de Kunsthal tijdens de sluiting.

Samenwerking

  • De instellingen in het Museumpark moeten meer inzetten op programmatische samenwerking. In het rapport Boijmans Binnenstebuiten (2018) heeft de RRKC aangegeven dat voor een goed resultaat, gelet op de ervaring bij soortgelijke situaties in het buitenland, een separate cureer- en beheerfaciliteit met eigen budgetruimte noodzakelijk is. De stad laat anders een grote kans liggen.
  • De Raad ziet een collectieve verantwoordelijkheid van de museale en erfgoedinstellingen voor: publieksbereik, een visie over het verhaal van de stad, collectiebeheer, programmering van tentoonstellingen en digitalisering. De Raad pleit voor een heroriëntatie op de museale en erfgoedsector, onderzoek en beschouwing waarin de mogelijkheden en kansen voor samenwerking in het Rotterdamse erfgoedveld worden verkend.

Publiek
In deze tabel zijn de gegevens van acht van de beoordeelde tien instellingen opgenomen: Museum Boijmans Van Beuningen, Wereldmuseum, Maritiem Museum Rotterdam, Museum Rotterdam, RoMeO, Chabot Museum, Natuurhistorisch Museum Rotterdam, Nederlands Fotomuseum. 

Deze acht instellingen uit de discipline Musea en Erfgoed laten een oververtegenwoordiging zien van de publieksgroepen ‘stadse alleseters’, ‘elitaire cultuurminnaars’ en ‘klassieke kunstliefhebbers’. Ook de groep ‘medium users’ – ‘actieve families’, ‘Randstedelijke gemakzoekers’ – wordt bovengemiddeld bereikt. De publieksgroep ‘digitale kijkers’ wordt goed aangesproken door deze discipline. Net als veel andere disciplines laten ook musea en erfgoedinstellingen een ondervertegenwoordiging zien in het bereik van ‘stedelijke toekomstbouwers’ en ‘wijkgerichte vrijetijdsgenieters’.

  • Vooral grotere kunstmusea en musea met een specifieke collectie en/of met landelijk aansprekende tentoonstellingen trekken hoge aantallen bezoekers. In Rotterdam blijven de bezoekersaantallen van de musea achter in vergelijking met die in andere steden. De Kunsthal, ook al is het geen museale instelling, staat in de stad vooraan als publiekstrekker voor tentoonstellingen. De Raad mist aandacht voor marketing; een goede marketingstrategie is immers cruciaal voor publieksbereik.
  • Behalve dat het museumpubliek vergrijst, is er een verdringingsmarkt in de vrije tijd, waardoor musea continu moeten vechten om hun positie te behouden. Een aantrekkelijk wisselend inhoudelijk aanbod is daarbij net zo belangrijk als optimaal flankerende voorzieningen als horeca, winkel en parkeergelegenheid. Musea zullen zich meer moeten voorbereiden op hun toekomst; nieuwe generaties hebben andere voorkeuren die niet vanzelfsprekend aansluiten bij de huidige canon.
  • Kleinere Rotterdamse musea trekken ook op andere manieren publiek, door bijvoorbeeld buiten hun muren kleinschalige projecten te organiseren op gebiedsniveau en daarin thematisch samen te werken met partners. Andere tonen betrokkenheid bij maatschappelijke vraagstukken als duurzaamheid en ecologie en bereiken daarmee nieuw publiek.
  • De Raad vindt het jammer dat de Museumnacht qua bezoekersaantallen aan betekenis heeft ingeboet. Dit festival trok voorheen niet alleen veel kunstliefhebbers, maar ook uitgaanspubliek.
  • Afstemming over publieksbereik of collectieve vormen van marketing zijn in de museale sector nog niet van de grond gekomen. Een uitzondering is het Museumparkticket (2012), een combiticket waarmee betrokken instellingen tegen een gereduceerd tarief toegankelijk zijn.

De Raad
De Raad heeft bij de beoordeling van de aanvragen binnen de discipline Musea en erfgoed behalve op culturele betekenis, publiek en bedrijfsvoering, gelet op de rol van de instellingen bij het tonen van hun collecties en het beheer ervan. De Raad vindt de bijdrage van kleine platformorganisaties die op een andere en meer eigentijdse manier omgaan met het cultureel erfgoed van de stad uitdagend en prikkelend; dit komt tot uiting in het advies. Kleine platformorganisaties geven aandacht aan de Rotterdamse stadscultuur en zorgen voor een vitalisering van het Verhaal van de stad. De Raad vindt een goed werkende stadsmuseale functie noodzakelijk en stelt voor Museum Rotterdam een alternatief voor.