2. Algemene bevindingen

2.1 Beoordelingskader

Het beoordelingskader bestaat uit de driehoek culturele betekenis, publiek en bedrijfsvoering. Hierna volgt de analyse over deze drie punten van de driehoek.

2.1.1 Culturele betekenis

Algemeen beeld
Uit de 122 cultuurplanaanvragen die eind januari 2020 zijn ingediend, concludeert de RRKC dat de culturele sector in Rotterdam vitaal en dynamisch is, vol energie en nieuwe plannen. Van die aanvragen zijn er 42 nieuw. Het merendeel van de instellingen die in 2017 werden opgenomen in het Cultuurplan heeft zich bewezen: de RRKC adviseert deze ‘doorgroeiers’ meer ruimte te geven in het Cultuurplan 2021/2024.

Hierna licht de RRKC toe wat wordt verstaan onder ‘culturele betekenis’ van de ingediende plannen. Culturele betekenis omvat:

  • culturele betekenis; (vakmanschap, oorspronkelijkheid, authenticiteit, zeggingskracht, trackrecord)
  • positie in het Rotterdamse en (inter)nationale culturele veld, de spreiding over de gebieden
  • het cultureel aanbod, bestaande uit publieksactiviteiten, cultuureducatie en talentontwikkeling.

Uit de aanvragen – ingediend vóór de Coronacrisis – komt het beeld naar voren dat het over het algemeen goed gaat met het Rotterdamse cultuuraanbod en met de instellingen. De 94 aanvragen waarover de RRKC een positief advies uitbrengt, zorgen samen voor een breed en divers aanbod, met ruimte voor experiment. De sector beschikt over energie en dynamiek, wenst echte verbindingen te leggen en wil zich nadrukkelijk verhouden tot de stad. Veel gevestigde instellingen proberen hun verantwoordelijkheid op te pakken, doorgroeiers groeien ook echt door en zetten belangrijke stappen in inhoud en ondernemerschap. De nieuwkomers zorgen voor de nodige verfrissing en sluiten aan op de belevingswereld van jonge makers en publiek.

In de ontwikkeling van het aanbod valt op dat veel nieuwe organisaties zowel artistiek-inhoudelijk als maatschappelijk gedreven zijn. Veel instellingen hebben een hybride opzet, werken laagdrempelig en zijn voorbeelden van goede inzet op inclusiviteit en publieksbereik. Een relatief grote groep instellingen verzorgt aanbod voor talentontwikkeling; vergeleken met andere steden is dit bijzonder. De inzet op cultuureducatie blijft hierbij achter. De nomadische samenwerking in de popmuziek, waarbij de stad als podium wordt gebruikt, is echt Rotterdams en biedt mogelijk ook een geschikt ontwikkelmodel voor andere disciplines. Op het gebied van digitaal aanbod valt er nog veel te doen.

Opvallend is verder dat de doorgroeiers en nieuwkomers die een positief advies krijgen, een substantieel deel gaan uitmaken van het Rotterdamse cultuuraanbod in 2021-2024, namelijk één derde van het totaal aantal instellingen. Dit maakt duidelijk dat de RRKC ruimte creëert voor vernieuwing in het aanbod, nog niet zo snel en omvangrijk als de RRKC zou willen wellicht, want de doorgroeiers en de nieuwkomers zijn voornamelijk kleinere organisaties met een relatief klein publieksbereik. Toch is de RRKC ervan overtuigd dat, hoe klein ook, deze instellingen effectief kunnen zijn, doordat ze het culturele bestel ‘opschudden’. Nieuwkomers en doorgroeiers hebben vanuit hun positie een natuurlijke rol om de gevestigde orde wakker te maken, zoals bijvoorbeeld het nieuwe debatpodium De Dépendance, dat met Arminius concurreert.
In aanvragen van nieuwkomers proeft de RRKC soms teleurstelling en onbegrip ten opzichte van gevestigde instellingen, wat goede samenwerking met deze instellingen in de weg kan staan. De RRKC vindt het belangrijk dat nieuwkomers en doorgroeiers niet opgeslokt worden door de gevestigde instellingen, maar authentiek en dicht bij zichzelf blijven; tegelijk is er een uitdaging, vooral voor de RCB-instellingen, om letterlijk ruimte te maken voor nieuwe initiatieven en hen serieus tegemoet te treden. Gevestigde instellingen zullen op een geloofwaardige manier moeten tonen dat ze nieuwkomers gelijkwaardig behandelen, terwijl de nieuwkomers en de doorgroeiers die gelijkwaardigheid moeten wáármaken. Hiervoor is een basale vertrouwensrelatie onontbeerlijk, die nu nog vaak ontbreekt.

Culturele betekenis in disciplines en genres
Het valt de Raad op dat Letteren & debat verjongt en verlevendigt met een groot aantal nieuwe aanvragen van onder andere spoken word-organisaties (bijv. Spraakhuloos) en organisaties gericht op talentontwikkeling (bijv. The Writer’s Guide (to the Galaxy). Ook storytelling via bijvoorbeeld immaterieel erfgoed krijgt meer voet aan de grond (Verhalenhuis Belvédère). De RRKC is verheugd over de ontwikkelingen in deze discipline.

Ook circustheater is een genre dat steeds meer voet aan de grond krijgt in Rotterdam. Circus is toegankelijk, zonder de taal van woorden. Belangrijk is ook dat circus – overigens net als urban sports – lenig maakt en weerbaar. Deelnemers leren door vallen en opstaan en steeds weer proberen. Met steeds beter presenterende instellingen als Circus Rotjeknor, Tall Tales Company met hun Circus Studio Rotterdam en Rotterdam Circusstad, in combinatie met de circusopleiding van Codarts, ontstaat een mooie keten waarmee Rotterdam zich goed kan profileren. Het zou goed zijn als Rotterdam voor de opkomende professionele talenten in het circustheater een goede studiofaciliteit zou behouden. De Circus Studio in gebouw Odeon is hiervoor zeer geschikt.

Een grote klapper wordt gemaakt in urban culture. Rotterdam zag de ontwikkelingen in de stedelijke cultuur – in beleidstermen urban culture – al een hele tijd in de stad zelf, maar nog nauwelijks in het Cultuurplan. Die trend is gekeerd: urban culture weet de weg naar de gemeente te vinden. Het talent van urban way of working bundelen en aan de slag gaan, vraagt volgens de Raad om een specifieke benadering en beoordeling: meer op basis van vertrouwen in de maker en zijn of haar trackrecord, dan op basis van tot in detail uitgeschreven plannen voor de verre toekomst. Een horizon van vier jaar is voor iedereen ver, maar vooral voor jonge mensen.

Bij de klassieke muziek ziet de Raad geen nieuwe aanvragers. Dit maakt de discipline weliswaar stabiel, maar kent het ook weinig ontwikkeling. De bestaande instellingen, De Doelen, Rotterdam Philharmonisch Orkest, Sinfonia Rotterdam en Rotterdams Jeugd Symfonie Orkest dragen bij aan educatie en talentontwikkeling. De sector muziek klassiek/opera/hedendaags is veelzijdig en kent een goede balans tussen vertolkers van de traditionele canon en nieuwe muziek. Er zijn kwalitatief goede tot zeer goede gezelschappen en de infrastructuur van podia is uitstekend.

Bij film is er slechts één nieuwe aanvrager. Over deze discipline bestaan zorgen, omdat er nauwelijks beweging lijkt te zijn en de Raad geen verbinding ziet met wat er in Rotterdam verder op cultureel vlak gebeurt. De Raad volgt met belangstelling het initiatief om tot een Rotterdams filmfonds te komen.

De RRKC ziet veel aandacht voor talentontwikkeling, vooral in de popmuziek. Operator Radio, De Nieuwe Lichting, GROUNDS, North Sea Round Town en Popunie zijn grote spelers. De aanvragen van de Pop-up-organisaties – Rotown, Baroeg, Jazzpodium Rotterdam (BIRD), Motel Mozaïque, WORM, LantarenVenster, De Nieuwe Lichting – bevestigen het beeld van een succesvolle manier van samenwerken en een hoge culturele betekenis. De Raad is van mening dat het model toekomstbestendig is. De RRKC raadt de jazzpodia aan te onderzoeken of een Jazz-Up-model (naar analogie van het Pop-Up-model) voor hen interessant is. Deze Cultuurplanronde heeft geen serieuze plannen opgeleverd om hiphopmuziek en elektronische muziek te presenteren en te produceren. De serieuze urban muziekaanvragen waren vooral gericht op talentontwikkeling.

In het domein beeldende kunst & fotografie varieert de artistieke kwaliteit. De grote instellingen dragen consistent bij aan een beeldend kunstklimaat van hoge kwaliteit in Rotterdam. Kleine instellingen met al wat jaren ervaring vielen op met hun kwalitatief goede en onderscheidende programma’s. Bij nieuwe aanvragers twijfelt de Raad niet aan de intenties van de voorgestelde programma’s, maar ontbreekt het aan een overkoepelende visie of een duidelijke strategie en is een aanvraag voor een vierjarige subsidie prematuur.

Theaterpodia en -gezelschappen brengen een breed aanbod van hoge kwaliteit; zij tonen grote maatschappelijke betrokkenheid en voortdurende vernieuwing, verbreding en verdieping. Hotel Modern en Wunderbaum bieden reflectie op de samenleving en geven Rotterdam een eigen gezicht. Maas theater en dans en Theater Rotterdam bieden nieuwe makers de kans om voorstellingen te maken. Samen met Theater Zuidplein, Theater Walhalla en Studio de Bakkerij realiseren zij in Rotterdam een groot netwerk voor talentbegeleiding. Bijna alle theatergezelschappen en podia doen actief aan cultuureducatie. Zeer uitgesproken daarin zijn Maas theater en dans met het programma Cultuureducatie met Kwaliteit en schoolvoorstellingen en Theater Rotterdam met de cultuurcoach.

Het danslandschap overziend, signaleert de RRKC veranderingen bij Scapino Ballet Rotterdam en Conny Janssen Danst. De twee grote gezelschappen zetten stappen om zich in wijken te laten zien en zo dans onder meer bevolkingsgroepen te brengen. Urban dance wint definitief een plek en Dansateliers heeft zijn draai heeft gevonden als uitstekende ontwikkelinstelling.

Bij musea en erfgoed kraakt en schuurt het. Het Wereldmuseum heeft zich erg goed herpakt na het negatief advies van vier jaar geleden, maar nu bevindt Museum Rotterdam zich in een identiteitscrisis. De Raad adviseert in de komende Cultuurplanperiode nieuwe invulling te geven aan de ‘stadsmuseale functie’.
Het Nederlands Fotomuseum wil grote stappen zetten, maar overtuigt niet. Museum Boijmans Van Beuningen is ‘in transitie’ en de samenwerking met andere musea laat te wensen over.

Uit de aanvragen blijkt dat instellingen met talentontwikkeling als kerntaak een serieuze plek verdienen in het Cultuurplan. Zij zijn immers van groot belang voor de ontwikkelingen in het culturele veld, zowel in de stad als landelijk. Opvallend is dat er geen nieuwe instellingen met cultuureducatie als primaire taak bijkomen in de nieuwe Cultuurplanperiode. De aandacht voor cross-overs, urban en hedendaags aanbod heeft hier zijn weerslag nog niet gevonden.

De rol van de ‘doorgroeiers’ en de ‘nieuwkomers
43 organisaties deden in 2016 voor het eerst een aanvraag voor het Cultuurplan 2017-2020. De Raad heeft destijds over 22 van deze nieuwe instellingen positief geadviseerd, omdat zij een hoge artistieke kwaliteit leveren of omdat hun activiteiten aanvullend zijn op het bestaande aanbod. Met de opname van deze instellingen in het Cultuurplan 2017-2020 adviseerde de Raad voor meer spreiding in de stad, een toename van het aandeel kleinere instellingen en een beter bereik van specifieke culturele doelgroepen in stad en wijk. Het College heeft in 2016 achttien van die 22 positieve adviezen overgenomen. Met de zekerheid van de vierjaarlijkse subsidie hebben de meeste van deze achttien nieuwe organisaties zich in de afgelopen periode verder ontwikkeld. In dit advies refereren we daarom aan deze groep instellingen als ‘doorgroeiers’. De RRKC is verheugd dat de meerderheid van de doorgroeiers in de afgelopen periode bewezen heeft van toegevoegde waarde te zijn voor de stad en in staat is gebleken om zich bedrijfsmatig en organisatorisch verder te ontwikkelen. Van de 15 ontvangen aanvragen van doorgroeiers adviseert de RRKC er nu 14 te honoreren.

Voorbeelden van geslaagde doorgroeiers zijn Verhalenhuis Belvédère, House of Urban Arts en Studio de Bakkerij. Verhalenhuis Belvédère neemt een belangrijke positie in de wijk in en vervult tegelijk een voorbeeldfunctie op stedelijk, nationaal en internationaal niveau. De organisatie bedient onder meer gemeenschappen met een migratieachtergrond, die door anderen als onbereikbaar worden beschouwd en weet deze gemeenschappen bovendien onderling te mengen. In de activiteiten en het publieksbereik van House of Urban Arts versmelt het artistieke met het maatschappelijke belang. Met een zelfontwikkelde aanpak is de organisatie in staat diverse doelgroepen in Rotterdam-Zuid te bereiken en te verbinden. Met haar wijkgerichte, vraaggestuurde aanpak heeft Studio de Bakkerij laten zien in staat te zijn om met-en-voor inwoners van de wijk een cultureel aanbod te ontwikkelen.

Dit type organisatie is zowel artistiek-inhoudelijk als maatschappelijk gedreven in visie en aanpak. De RRKC is ervan overtuigd dat deze organisaties een voorbeeldfunctie vervullen voor het culturele veld in Rotterdam, als het gaat om inclusiviteit, innovatie, interconnectiviteit en breder publieksbereik.

De RRKC constateert ook dat de doorgroeiers – evenals de nieuwkomers in de komende Cultuurplanperiode – beter invulling lijken te geven aan gemeentelijke beleidsdoelen dan de meeste instellingen binnen de RCB, die de gemeente deze voorbeeldfunctie expliciet heeft gegeven. Tegelijk is de impact op die beleidsdoelen van de nieuwkomers en doorgroeiers relatief beperkt, omdat ze nu eenmaal klein zijn en ook niet veel publiek bereiken. De Raad meent dat het opnemen van nieuwkomers in het vorige Cultuurplan weliswaar een verrijking is gebleken, maar dat dit nog in onvoldoende mate heeft geleid tot dynamiek en vernieuwing wat inclusiviteit betreft en publieksbereik binnen de sector als geheel. De Raad doet daarom een beroep op de gemeente én op de sector (en de RCB-instellingen in het bijzonder) om te bedenken hoe de innovatieve aanpak en best practices van de nieuwere organisaties beter verbonden kunnen worden met organisaties die nog minder goed in staat zijn om een bredere doelgroep te bereiken.

 

 

2.1.2 Publiek

Conclusie
Een aantrekkelijk cultuuraanbod voor alle Rotterdammers vraagt om aansluiting van het aanbod op de demografische samenstelling van de stad. Het publieksbereik van de Cultuurplaninstellingen weerspiegelt nog onvoldoende de veelkleurigheid van de stad. De ‘light users’ worden door alle cultuurplaninstellingen nog onvoldoende bereikt. Op basis van de ambities en de plannen van de instellingen verwacht de Raad de komende cultuurplanperiode een lichte verschuiving in het publieksbereik.

De nieuwkomers en doorgroeiers leveren een belangrijke bijdrage aan de noodzakelijke verbreding van het culture aanbod. Het publieksbereik van de doorgroeiers en nieuwkomers resulteert in een beter bereik onder de ‘light users’. De doorgroeiers en nieuwkomers onder de instellingen maken samen aanspraak op 5 procent van het totale cultuurplanbudget. Met een relatief klein deel van het totale budget realiseren de doorgroeiers en nieuwkomers een belangrijke bijdrage aan verbreding van aanbod en publiek. Om een diverser publiek te bereiken adviseert de RRKC de lijn naar publieksvernieuwing die in de periode 2017-2020 is ingezet, door te trekken, door de aanvragen van de nieuwkomers en doorgroeiers te honoreren.

De Raad constateert dat de aandacht voor wijkgericht aanbod is toegenomen maar de spreiding beperkt is. De Raad is benieuwd naar de resultaten die de wijkgerichte projecten in Alexanderpolder en IJsselmonde gaan opleveren, in het bijzonder voor het bereiken van ander publiek.

Adviesaanvraag en werkwijze
Het college van B en W wil graag een toegankelijk cultuuraanbod dat zo veel mogelijk Rotterdammers bereikt. De gemeente heeft de RRKC gevraagd een oordeel te geven over publieksbereik, publiekssegmentatie en spreiding over de stad. In de handleiding voor het indienen van een Cultuurplanaanvraag 2021-2024 is instellingen gevraagd hun ambities en strategie te beschrijven, gebaseerd op het publieksbereik in de afgelopen jaren en de analyse van Whize/Mosaic gegevens (zover zij hieraan deelnemen).

De gemeente heeft ervoor gekozen geen format voor het aanleveren van publieksgegevens op te nemen. Een publieksanalyse over het totale culturele bereik is echter alleen te maken als alle gegevens uniform worden aangeleverd. De RRKC heeft daarom zelf de cultuurplaninstellingen verzocht hun publieksgegevens in een RRKC-format aan te leveren. Van de 86 huidige cultuurplaninstellingen ontving de RRKC van zeventig de publieksgegevens in het gevraagde format. Tijdens de vorige adviesperiode, voor het Cultuurplan 2017-2020, waren slechts van 40 instellingen van de 75 cultuurplaninstellingen de Whize/Mosaic-gegevens beschikbaar.

De RRKC heeft de aangeleverde gegevens niet kunnen controleren op correctheid.

Nieuwe aanvragers beschikken nog niet over Whize/Mosaic-gegevens. Voor het verwachte publieksbereik van de nieuwkomers is in samenwerking met Rotterdam Festivals een aparte analyse gemaakt.

De RRKC heeft alle Cultuurplanaanvragen beoordeeld op de mate waarin de instelling verschillende publieksgroepen qua omvang en samenstelling bereikt. Ook beoordeelde de RRKC de ambitie en het realiteitsgehalte van de plannen om publiek te vernieuwen, verbreden en te verdiepen. Bij de beoordeling heeft de RRKC gebruikgemaakt van de gegevens die instellingen hebben aangeleverd en de Whize-gegevens van Rotterdam Festivals.

Een aantrekkelijk cultuuraanbod voor alle Rotterdammers vraagt aansluiting van het aanbod bij de demografische samenstelling van de stad. Bij de beoordeling van de plannen heeft de Raad gekeken in hoeverre de aanvragen met een positief advies een gevarieerd, divers en aantrekkelijk aanbod realiseren voor alle publieksgroepen in de stad. Er moet zowel aanbod zijn voor grote publieksgroepen als voor een klein niche-publiek. Extra aandacht gaat uit naar een aantrekkelijk aanbod voor de ‘light users’, met als doel het bereik van deze groep de komende Cultuurplanperiode te vergroten.

Informatiekader: publieksonderzoek Whize/Mosaic
De publicatie van Rotterdam Festivals (2019) Rotterdam, Cultuur en Publiek bij elkaar gebracht maakt inzichtelijk welke publieksgroepen bovengemiddeld, gemiddeld of ondergemiddeld bereikt worden door ruim 75 culturele instellingen. Rotterdam Festivals maakt gebruik van het doelgroepensegmentatiemodel Whize (voorheen Mosaic). Het publiek wordt ingedeeld in drie hoofdgroepen, te weten ‘heavy, medium en light users’. Voor de eerste groep is cultuurdeelname vanzelfsprekend, voor de tweede optioneel en voor de derde groep ongebruikelijk.

Uit het onderzoek blijkt dat het grootste deel van de Rotterdamse bevolking onder de categorie ‘light users’ valt. Het publiek dat goed bekend is met kunst en cultuur, de ‘heavy users’, wordt al goed bediend door de culturele instellingen. Rotterdam Festivals onderscheidt in de categorie ‘light users’ verschillende publiekssegmenten en noemt deze ‘digitale kijkers’, ‘stedelijke toekomstbouwers’ en ‘wijkgerichte vrijetijdsgenieters’.

Zie voor meer informatie de publicatie van Rotterdam Festivals Rotterdam Festivals Rotterdam, Cultuur en Publiek bij elkaar gebracht (2019).

 

 

 

 

 

Analyse publieksbereik 2018

  • De Cultuurmonitor 2018 toont aan dat 86 procent van de Rotterdammers in 2018 een culturele instelling heeft bezocht of culturele activiteit heeft gedaan. Van de Rotterdammers heeft 65 procent in 2018 een Cultuurplaninstelling bezocht of deelgenomen aan een activiteit van een Cultuurplaninstelling. Ter vergelijking: 62 procent van de Rotterdammers beoefende in 2018 een sport.
  • In de periode tussen 2013 en 2018 is er sprake is van een aanzienlijke stijging van het aantal cultuurbezoeken. Het onderzoeksrapport van Rebel toont aan dat het aantal bezoeken aan Cultuurplaninstellingen in deze periode in Rotterdam is gestegen met 13,6 procent, het totaal aantal bezoeken met 27,6 procent.
  • Van alle bezoekers van de Cultuurplaninstellingen in 2018, is 41 procent afkomstig uit Rotterdam, 36 procent uit Zuid-Holland en 23 procent uit de rest van Nederland .
  • De gegevens uit het publieksonderzoek Whize geven een duidelijk beeld van de mate waarin Rotterdammers worden bereikt met het cultuuraanbod van de Cultuurplaninstellingen.
  • Rotterdam is een veelkleurige stad (zie figuur 1: Publieksgroepen verdeling inwoners Rotterdam). Die veelkleurigheid is idealiter terug te zien in het publieksbereik van alle instellingen in het Cultuurplan samen. Dat is nog niet het geval. Het bereik van de Cultuurplaninstellingen laat zien dat niet alle publieksgroepen evenveel of even goed bereikt worden met het huidige aanbod (zie figuur 2: Publieksgroepen verdeling Cultuurplaninstellingen). De groep ‘light users’ – de ‘stedelijke toekomstbouwers’ en ‘wijkgerichte vrijetijdsgenieters’ samen 56 procent van de Rotterdamse bevolking – worden nog onvoldoende bereikt.
  • De groep bezoekers die vanzelfsprekend en veelvuldig gebruikmaakt van cultuur, de ‘heavy users’, wordt zeer goed bereikt door de Cultuurplaninstellingen (45 procent van de bezoekers ten opzichte van 22 procent aanwezigheid in de stad). Ook de ‘medium user’ wordt goed bereikt (15 procent van de bezoekers ten opzichte van 11 procent aanwezigheid in de stad). De groep ‘light users’, Rotterdammers voor wie cultuurbezoek niet vanzelf spreekt, vormen samen de grootste groep met 66 procent van alle inwoners in Rotterdam. Zij zijn met 42 procent nog ondervertegenwoordigd in het publiek van de instellingen.
  • De acht RCB-instellingen laten een vergelijkbaar beeld zien. Zij weten de ‘heavy users’ goed te bereiken. Ook bij deze instellingen zijn de ‘light users’ ondervertegenwoordigd.
  • ‘Wijkgerichte vrijetijdsgenieters’ zijn het sterkst ondervertegenwoordigd, en het meest ‘hardnekkig’ in de zin dat alle typen instellingen deze groep onvoldoende bereiken. Voor ‘stedelijke toekomstbouwers’ ligt dit enigszins anders. Ook deze groep is ondervertegenwoordigd, maar er zijn enkele instellingen die er wel in slagen deze publieksgroep te bereiken. De nieuwe instellingen in het Cultuurplan (die pas sinds 2017 subsidie ontvangen) bereiken deze groep goed.
  • De Cultuurplaninstellingen willen het publieksbereik verhogen van 65 procent naar 70 procent, door ‘stedelijke toekomstbouwers’ en ‘wijkgerichte vrijetijdsgenieters’ beter te bereiken. Deze collectieve doelstelling is aan het einde van de huidige Cultuurplanperiode geformuleerd. Het is uiteraard nog niet mogelijk te zeggen of en wanneer de sector deze doelstelling behaalt.
  • Voor meer informatie zie bijlage Whize gegevens cultuurplanaanvragen 2021 – 2024.

Analyse: bereik doorgroeiers en nieuwkomers

  • In het Cultuurplan 2017-2020 nam de gemeente achttien ‘nieuwkomers’ op. De Raad adviseert nu veertien daarvan opnieuw op te nemen in het Cultuurplan 2021-2024; zij zijn nu de groep ‘doorgroeiers’. In vergelijking met alle bestaande Cultuurplaninstellingen laten de doorgroeiers (figuur 3: Publieksgroepen verdeling Doorgroeiers) een groter bereik zien onder de ‘stedelijke toekomstbouwers’ (32 procent ten opzichte van 23 procent) dan de Cultuurplaninstellingen. De Raad signaleert een kleine verschuiving in het bereik van de andere twee groepen ‘light users’ (‘digitale kijkers’ 9 procent ten opzichte van 8 procent, ‘wijkgerichte vrijetijdsgenieters’ 12 procent ten opzichte van 11 procent). De achttien doorgroeiers hebben lagere bezoekersaantallen ten opzichte van de grote instellingen, omdat ze relatief klein zijn. Dat betekent dat hun effect op het totale bereik beperkt is.
  • De Raad adviseert 21 nieuwkomers toe te laten in het Cultuurplan 2021-2024. Samen met Rotterdam Festivals heeft de RRKC gekeken in hoeverre de nieuwkomers bijdragen aan een breder publieksbereik in Rotterdam en in hoeverre zij een aanvulling kunnen zijn op het huidige publieksbereik. De nieuwe aanvragers beschikken nog niet over een publieksanalyse volgens het culturele doelgroepenmodel. Op basis van de meerjarenbeleidsplannen heeft Rotterdam Festivals – gekeken naar programma, organisatie, locatie, samenwerkingspartners en (voor zover aanwezig) informatie over het huidige publiek – een inschatting gemaakt van de belangstelling voor de 21 nieuwkomers onder de acht culturele doelgroepen. Rotterdam Festivals verwacht dat de nieuwkomers zullen bijdragen aan de verjonging van het cultuurpubliek en de groep ‘light users’ zal aanspreken, vooral de ‘stedelijke toekomstbouwers’ en ‘digitale kijkers’.
  • De nieuwkomers en doorgroeiers leveren een belangrijke bijdrage aan de noodzakelijke verbreding van het culture aanbod. Het publieksbereik van de doorgroeiers en nieuwkomers zal resulteren in een beter bereik onder de groep ‘light users’. De groep doorgroeiers en nieuwkomers ontvangen slechts 5 procent van het totale budget.

Publieksvernieuwing en -verbreding

  • De Raad leest in de plannen veel ambitie op het vlak van publieksbereik en publieksverbreding. Ook besteden veel aanvragers aandacht aan de ondervertegenwoordigde publieksgroepen van de ‘stedelijke toekomstbouwers’ en de ‘wijkgerichte vrijetijdsgenieters’. De culturele instellingen hebben meer aandacht voor deze publieksgroepen dan vier jaar geleden. De getoonde ambities worden nauwelijks concreet gemaakt in doordachte plannen op basis van de publieksgegevens. De Raad had de verwachting dat instellingen doordachte plannen zouden presenteren om hun publiek te vergroten, verbreden en te verdiepen. De onderbouwing van plannen voor publieksbereik schiet tekort, een enkele uitzondering daargelaten. De ambitie van instellingen om zich meer op nieuwe publieksgroepen te gaan richten, wordt in de uitwerking nog onvoldoende concreet gemaakt: hoe instellingen verwachten de nieuwe publieksgroepen te bereiken en met welke middelen (programma, partners, personeel) wordt uit de aanvragen niet duidelijk, ondanks de nadrukkelijke vraag van de gemeente hiernaar.
  • De ambities voor publieksverbreding blijken de aanvragers over het algemeen opgevat als vergroten van het bestaande publiek. Dit is eigenlijk publieksverdieping: meer publiek bereiken uit de publieksgroepen die de instelling al bereikt. De instellingen laten minder concrete en uitgewerkte plannen zien om hun publiek te verbreden. Positieve uitzonderingen hierop zijn de plannen van de Kunsthal, die actief beleid voert om bezoekers te trekken die nu de Kunsthal nog niet bezoeken, en jazzpodium BIRD dat gebruikmaakt van een cross-mediale communicatiestrategie waarmee het een deel van de zogenaamde ‘cultuurmijders’ weet te bereiken.
  • Bij een op de drie ondervertegenwoordigde segmenten uit het doelgroepenmodel, de groep ‘digitale kijkers’, heeft de sector in de periode 2015-2018 de ondervertegenwoordiging weggewerkt. In het bezoek aan Cultuurplaninstellingen in de periode 2017-2020 waren de ‘stedelijke toekomstbouwers’ en ‘wijkgerichte vrijetijdsgenieters’ nog duidelijk ondervertegenwoordigd, de laatste groep het sterkst. Die is overigens bij alle typen instellingen en over alle disciplines ondervertegenwoordigd; er zijn instellingen die de groep ‘stedelijke toekomstbouwers’ weet te bereiken.
  • De Raad is verheugt over de inzet van de Werkgroep Publieksbereik– een initiatief van het Directeurenoverleg, dat vraag en aanbod in de sector te onderzoekt. In 2020 starten twee pilots om meer ‘stedelijke toekomstbouwers’ en ‘wijkgerichte vrijetijdsgenieters’ aan te spreken, om beide publieksgroepen in IJsselmonde en Prins Alexander te bereiken. Dit langlopende programma moet bijdragen aan de groei van het totale bereik van 65 procent naar 70 procent.

‘Wijkgerichte vrijetijdsgenieters (21% van de Rotterdamse bevolking) worden goed bereikt door

  • Cultuurplaninstellingen: Epitome Entertainment, Rotterdams Wijktheater, RoMeO, Chabot Museum, Rotterdam Unlimited, Hiphop In Je Smoel.
  • Doorgroeiers: Verhalenhuis Belvedère, Xclusiv Company, De Nieuwe Lichting, De Doelen, Garage Rotterdam, Sinfonia Rotterdam.

Stedelijke Toekomstbouwers (36% van de Rotterdamse bevolking) worden gemiddeld tot bovengemiddeld bereikt door:

  • Cultuurplaninstellingen: Music Matters, V2, WORM, Rotterdam Unlimited. HipHopHuis, MAMA. Metropolis Festival, Hiphop In Je Smoel, CBK Rotterdam, Witte de With Center for Contemporary Art, Live@Bird, Popunie, Baroeg, GROUNDS, Passionate Bulkboek, Poetry International, Theater Babel Rotterdam, Theater Zuidplein.
  • Doorgroeiers: Punt 5, Roodkapje, Xclusiv Company, House of Urban Arts, De Nieuwe Lichting, A Tale of a Tub, Rotterdam Arab Film Festival.

Verwachting publieksbereik 2021-2024

  • De Raad verwacht dat met het opnemen van de 94 instellingen in het Cultuurplan het publieksbereik in de komende cultuurplanperiode licht zal verbreden (figuur 4: publieksbereik). De verwachting is dat het bereik van de ‘light users’ iets zal stijgen ten opzichte van 2018. De Raad had hier graag een grotere beweging gezien, maar gelet op het verwachte bereik van de instellingen waarover de RRKC positief heeft geadviseerd, lijkt dit niet waarschijnlijk.
  • Een grote verandering in publieksbereik kost tijd en een juiste mix van diversiteit in type organisaties. Die grote verandering in publieksbereik is op korte termijn niet te verwachten. Onderzoek van de Rekenkamer laat zien dat met de geleverde inspanningen het totale publieksbereik maar heel weinig verandert. Het is een proces van lange adem. Met het toelaten van de nieuwkomers in 2017 – nu de groep doorgroeiers – is een proces van vernieuwing ingezet. Deze doorgroeiers hebben in de afgelopen cultuurplanperiode laten zien dat zij een ander publiek weten te bereiken dan de instellingen die al langer deel uitmaken van het Cultuurplan. Het totale bereik van de doorgroeiers en de nieuwkomers in het Cultuurplan 2021-2024 zal in de komende jaren toenemen, wanneer zij de kans krijgen om (verder) door te groeien. De Raad adviseert daarom de ingezette lijn van vernieuwing door te trekken met de ondersteuning van veertien doorgroeiers en het toelaten van 21 nieuwkomers. Deze instellingen dragen bij aan een breder aanbod en een diverser publieksbereik.

Verwachting publieksbereik 2021-2024

  • De Raad verwacht dat met het opnemen van de 94 instellingen in het Cultuurplan het publieksbereik in de komende cultuurplanperiode licht zal verbreden (figuur 4: publieksbereik). De verwachting is dat het bereik van de ‘light users’ iets zal stijgen ten opzichte van 2018. De Raad had hier graag een grotere beweging gezien, maar gelet op het verwachte bereik van de instellingen waarover de RRKC positief heeft geadviseerd, lijkt dit niet waarschijnlijk.
  • Een grote verandering in publieksbereik kost tijd en een juiste mix van diversiteit in type organisaties. Die grote verandering in publieksbereik is op korte termijn niet te verwachten. Onderzoek van de Rekenkamer laat zien dat met de geleverde inspanningen het totale publieksbereik maar heel weinig verandert. Het is een proces van lange adem. Met het toelaten van de nieuwkomers in 2017 – nu de groep doorgroeiers – is een proces van vernieuwing ingezet. Deze doorgroeiers hebben in de afgelopen cultuurplanperiode laten zien dat zij een ander publiek weten te bereiken dan de instellingen die al langer deel uitmaken van het Cultuurplan. Het totale bereik van de doorgroeiers en de nieuwkomers in het Cultuurplan 2021-2024 zal in de komende jaren toenemen, wanneer zij de kans krijgen om (verder) door te groeien. De Raad adviseert daarom de ingezette lijn van vernieuwing door te trekken met de ondersteuning van veertien doorgroeiers en het toelaten van 21 nieuwkomers. Deze instellingen dragen bij aan een breder aanbod en een diverser publieksbereik.

Analyse: spreiding
De Raad heeft de geografische spreiding van instellingen over de stad geanalyseerd. Uit deze analyse blijken er drie categorieën wijkgericht aanbod te zijn (zie kaart):

  • Wijkgericht in de wijk Instellingen die gevestigd zijn in een wijk buiten het centrum en uitsluitend gericht zijn op de eigen wijk. Hier zien we vooral aandacht voor theater, film, cultuureducatie, kunst voor kinderen, talentontwikkeling en maatschappelijke verbondenheid. Dit aanbod concentreert zich in Feijenoord, Charlois, Noord, Delfshaven en Overschie. In de gebieden Alexander, Hoogvliet, Hoek van Holland, Rozenburg, Hillegersberg – Schiebroek, Beverwaard, Kralingen – Crooswijk en Overschie bevonden en bevinden zich geen Cultuurplaninstellingen.
  • Bovenwijks-gericht in de wijk Deze instellingen zijn gevestigd in een wijk buiten het centrum en hebben zowel een wijkfunctie als een functie voor de hele stad, vanwege een bepaald specialisme of doelgroep. Het gaat om een divers aanbod van onder andere architectuur, jazz, popmuziek, theater, verhalen, grafisch ontwerp, circus en beeldende kunst, vooral in de gebieden Charlois, IJsselmonde, Delfshaven en Katendrecht.
  • Stedelijk gericht met wijkgerichte programma’s Instellingen gevestigd in/rond het centrum met ‘nomadische’ producties die overal in de stad opduiken, en instellingen met een hoofd- of neventaak in de wijk of op scholen. Hier ziet de Raad veel popmuziek, cultuureducatie en talentontwikkeling. Deze instellingen opereren vanuit een centrale locatie of hebben geen eigen locatie.
  • Op Katendrecht is een verfrissend nieuw cultureel district ontstaan. Circus Rotjeknor, Conny Janssen Danst, Codarts en Verhalenhuis Belvedère hebben zich hier gevestigd, nadat Theater Walhalla daar de toon had gezet. Rotterdam-Zuid is recentelijk ook vanuit het NPRZ-beleid aangemerkt als cultureel interessant gebied met Theater Zuidplein als vliegwiel, nadat opkomende cultuurinstellingen zich hier al eerder vestigden. Delfshaven blijft een cultureel interessant gebied met onder meer GROUNDS, Maas theater en dans, Jeugdtheater Hofplein en Punt 5. In Noord is Studio de Bakkerij inmiddels echt onderdeel van de buurt.
  • De aandacht voor kunst en cultuur in de gebieden en wijken groeit. Dit blijkt uit de opvallend positieve respons die de gemeente en de RRKC ontvingen bij de consultatieronde in het kader van dit advies, waarin een aantal gebiedscommissies en wijkraden zich kon uitspreken over de rol en betekenis van in deze gebieden gevestigde instellingen. De leden van de wijkraden en gebiedscommissies bleken zeer goed op de hoogte van de activiteiten van de instellingen, van de manier waarop zij in de wijken functioneren en hoe bewoners de activiteiten van de instellingen ervaren. Over het algemeen werd er met veel waardering over de aanvragende instellingen gesproken.
  • De gemeente kiest in het cultuurbeleid voor een accent op cultuur in verschillende stedelijke gebieden. De Raad constateert dat de aandacht voor wijkgericht aanbod is toegenomen maar de spreiding beperkt is. De Raad is benieuwd naar de resultaten die de wijkgerichte projecten, die door onder andere de Afrikaanderwijk Coöperatie, WAT WE DOEN en Studio de Bakkerij zijn begonnen, gaan opleveren, in het bijzonder voor het bereiken van ander publiek. Voldoende wijkgericht aanbod en een bredere spreiding blijven daarom een belangrijk aandachtspunt de komende twee Cultuurplanperioden.

Publieksonderzoek

  • Het publieksonderzoek van Rotterdam Festivals (Whize) is een belangrijk instrument waarmee de Rotterdamse culturele sector een kennisvoorsprong heeft op anderen steden.
  • Onderzoek van de Rekenkamer laat zien dat de kwaliteit van de aangeleverde Whize-data door instellingen wisselend is, zowel in het aantal aangeleverde gegevens als de mate waarin die representatief zijn. De Rekenkamer constateert dat het op dit moment ontbreekt aan kwaliteitseisen vanuit de gemeente voor wat betreft de deelname, de representativiteit en de omvang van de steekproef. Dit is nog te vrijblijvend geregeld, met als gevolg dat nog niet voor alle huidige Cultuurplaninstellingen de ontwikkeling van het publieksbereik goed te volgen is.
  • Data over de omvang van het publieksbereik zijn opgenomen in jaarverslagen van instellingen. De gemeente heeft voorgeschreven wat instellingen dienen te rapporteren, maar dit blijkt te algemeen en leidt tot verschillen in wat instellingen wel en niet als bezoek meetellen. Specificatie van het aantal bezoeken is vaak gebaseerd op schattingen. De wijze waarop dit gebeurt loopt uiteen, waardoor dit cijfer nog te veel afhankelijk is van de interpretatie van de instelling. Algemeen is de conclusie dat de gegevensverzameling ‘nog te vrijblijvend is geregeld’.
  • De Raad heeft in de aanloop naar het Cultuurplanadvies en in het aanleveren van de publieksgegevens ervaren hoe gevoelig het nog voor veel instellingen ligt om hun publieksgegevens kenbaar te maken. Het delen van publieksgegevens is voor cultuurplaninstellingen zeker nog geen vanzelfsprekendheid. De Whize-gegevens die bij Rotterdam Festivals per instelling bekend zijn wilde Rotterdam Festivals om redenen van privacy en vertrouwen niet delen met de RRKC. Het verzamelen van alle publieksgegevens uit alle aanvragen heeft veel tijd en inzet gekost.
  • De beschikbaarheid van de publieksgegevens voor het Cultuurplanadvies moet verbeteren. Nadere afspraken met de gemeente, de Cultuurplaninstellingen en Rotterdam Festivals over het delen van de publieksgegevens voor het Cultuurplanadvies zijn wenselijk. Om de kwaliteit van de gegevens (correctheid, representativiteit en vergelijkbaarheid) te verhogen, is het wenselijk de gegevens direct van Rotterdam Festivals te kunnen gebruiken.
  • Instellingen kunnen de kennis die ze krijgen door deel te nemen aan het Whize publieksonderzoek nog effectiever gebruiken. De eerste en belangrijke stap is: inzicht krijgen in welke publieksgroepen een instelling bereikt. De vervolgstap: hoe instellingen deze kennis van publieksgroepen omzetten naar doeltreffende acties die leiden tot een vergroting, verbreding of vernieuwing van de publieksgroepen. Deze stap zetten veel instellingen nog niet. De Raad benadrukt hierbij dat het verbreden en diversifiëren van publiek een integrale visie vraagt van een instelling op de 4P’s (Publiek, Programma, Personeel, Partners).
  • Rotterdam Festivals werkt aan de verdere ontwikkeling van het Whize publieksonderzoek. De Raad vindt het belangrijk inzicht te krijgen en te verschaffen over het totale publieksbereik van de culturele sector. Het publieksonderzoek Whize concentreert zich nu op de Rotterdamse Cultuurplaninstellingen en op publiek uit Rotterdam. Het is wenselijk om het cultuurbereik in zijn totaliteit in beeld te krijgen, dus het bereik van de culturele sector als geheel, inclusief het publieksbereik onder toeristen en digitale bezoekers.

Publieksonderzoek
De Raad geeft het college de volgende aanbevelingen:

  1. Om een diverser publiek te bereiken adviseert de RRKC de lijn naar publieksvernieuwing die in de periode 2017-2020 is ingezet, door te trekken, door nieuwkomers en doorgroeiers meer ruimte te geven.
  2. Nieuwe instellingen die worden opgenomen in het Cultuurplan 2021-2024 moeten verplicht worden deel te nemen aan Whize.
  3. Inspanningen om publiek te verbreden of te verdiepen moeten meer verplichtend worden, zowel voor individuele instellingen als voor projecten waarin instellingen samenwerken aan publieksuitbreiding. De gegevens moeten voldoen aan kwaliteitseisen (beschikbaarheid en betrouwbaarheid).
  4. Alle instellingen zorgen samen voor een compleet aanbod voor alle doelgroepen. Concretiseer als gemeente de ambities voor het publieksbereik voor de collectieve opgave van de sector. Maak duidelijk wie aanspreekbaar is op de collectieve ambities en resultaten.
  5. De beschikbaarheid van publieksgegevens voor de Cultuurplanadvisering door de RRKC moet worden verbeterd. Het is wenselijk dat Rotterdam Festivals de gegevens deelt met de RRKC. Dit zou de Raad in staat stellen een gefundeerd advies te formuleren over het totale publieksbereik en de publieksverbreding van de sector.

2.1.3 Bedrijfsvoering

De RRKC heeft voor de beoordeling van de ingediende plannen gekeken naar de bedrijfsmatige inrichting van de organisatie van de aanvrager op het gebied van financiën, personeel, huisvesting en governance.

Een ander aspect in de beoordeling was de financieringsmix, de verhouding tussen de eigen inkomsten (publiek, sponsoren, private fondsen, goede doelen loterijen, bedrijven) en structurele subsidies van gemeente, OCW, provincie Zuid-Holland, publieke fondsen). Ook heeft de Raad beoordeeld op welke wijze de instelling uitdrukking geeft aan fair pay, zoals bedoeld in de Fair Practice Code.

Tijdens de adviesperiode van de RRKC (februari-juni 2020) verschenen enkele belangwekkende onderzoeksrapporten, zoals die van SiRM over de Meerkosten van de invoering van de Fair Practice Code in Rotterdam (16 april 2020, in opdracht van de gemeente) en Rebel over de financiële positie van de Rotterdamse culturele instellingen (opdracht Directeuren Overleg). De Raad heeft de informatie uit deze rapporten benut voor dit advies.

De beoordeling van de bedrijfsvoering werd bemoeilijkt door het ontbreken van scherpe financiële informatie in de meerjarenbegrotingen bij de aanvragen. Zo was er geen onderscheid naar kostenplaatsen gemaakt. Het is wenselijk om bij een volgende beoordelingsronde instellingen te vragen om een gespecificeerde meerjarenbegroting met toelichting, bijvoorbeeld als onderdeel van hun meerjarenbeleidsplan.

Bedrijfsmatige inrichting van de organisatie
De Rotterdamse culturele sector kenmerkt zich door een grote diversiteit. Steeds meer organisaties combineren culturele activiteiten met een maatschappelijke inzet en dat vertaalt zich in een meer ‘organische’ samenwerking met partners, onder meer in het sociaal domein, en een wijkgerichte, vraaggestuurde aanpak. Er zijn ook meer, vooral kleine, organisaties die zich vooral richten op specifieke doelgroepen. Dit alles brengt een grote variatie met zich mee in de bedrijfsmatige inrichting, zowel qua financiering, werkwijze en partners.

In elk instellingsadvies beoordeelt de Raad dit aspect van de aanvraag onder de kop ‘bedrijfsvoering’. Gelet op de grote diversiteit van de aanvragers is het lastig hieruit algemene trends te destilleren. De Raad verwijst hier graag naar de adviezen per instelling.

Enkele algemene bevindingen:

  • De Raad ziet veel solide instellingen, maar ook kleine en kwetsbare organisaties die drijven op de kracht van één initiatiefnemer met een kleine personeelsformatie. Deze organisaties zijn wendbaar en flexibel. Een behoorlijk aantal kleine instellingen heeft in de aanvraag een voorstel verwerkt voor de professionalisering van hun organisatie, al dan niet samen met een voorstel voor fair pay.
  • Een aantal aanvragers waarover de Raad negatief adviseert, heeft wel een interessant plan, maar daarin ontbreekt het aan een adequate beleidsmatige en zakelijke vertaling. Met coaching en begeleiding zou hierin verbetering gebracht kunnen worden.
  • De grote instellingen hebben in de loop van vele jaren een gelaagde omvangrijke organisatiestructuur opgebouwd die bedrijfsprocessen efficiënter maakt, maar dit leidt ook tot een verlies aan flexibiliteit. Ze bedienen grote publieksgroepen, maar acteren minder snel op signalen uit de omgeving.
  • Veel organisaties in het middengebied zijn doorgroeiers. Ze zijn in de afgelopen jaren artistiek aanmerkelijk gegroeid, zonder dat hun personele bezetting meegroeide. De Raad heeft voor sommige instellingen een hogere subsidie geadviseerd om ervoor te zorgen dat ze voldoende sterk zijn om hun toegenomen ambities waar te maken.

Financieringsmix: veel potentie maar ook zeer kwetsbaar
De Raad formuleerde de bevindingen die hierna volgen op het moment dat de toestand als gevolg van Covid-19 sterk verslechterde. De financiële gevolgen hiervan zijn hier buiten beschouwing gebleven en zijn onderwerp van voorgenomen advies van de RRKC.

De verschillende deelsectoren in de kunstsector verschillen in de mate waarin zij afhankelijk zijn van subsidie of eigen inkomsten. De Raad heeft aan de hand van de ervaringsgegevens per deelsector in de beoordeling van de aanvragen bezien hoe het is gesteld met de financieringsmix.

De Raad is helaas niet in de gelegenheid geweest om de ontwikkeling van de financieringsmix voor de hele sector te onderzoeken en analyseren, daarmee zou de Raad een trend hebben kunnen signaleren in het verdienvermogen van de sector. Wellicht kan de gemeente deze in een volgende Cultuurverkenning in beeld brengen. Het eerder genoemde rapport van Rebel doet hierover wel uitspraken.

Rotterdam heeft een aantal instellingen met een goede financieringsmix. Van een goede mix is sprake als de instelling, gelet op de activiteiten en de markt waarin de instelling opereert, in de inkomsten een optimale verhouding heeft tussen eigen inkomsten en subsidie, liefst met een spreiding van risico’s. Goede financieringsmixen worden gecompleteerd met een risicoanalyse die in beeld brengt wat te doen als bepaalde inkomstenbronnen zouden wegvallen.

Goede voorbeelden financieringsmix

  • De Kunsthal heeft een goede financieringsmix, gebaseerd op programma’s voor mainstream en niche-publiek.
  • Scapino heeft een goede financieringsmix met een hoog bedrag aan eigen inkomsten en bijdragen van fondsen. Het dansgezelschap werkt nu aan een groei van het aantal ‘vrienden’ van Scapino. De financieringsmix wordt in de aanvraag voorzien van een scherpe risicoanalyse.
  • Verder zijn er voorbeelden van aansprekende combinaties tussen culturele en horeca-activiteiten, bijvoorbeeld Roodkapje met het hamburgerrestaurant De Burgertrut en Rotown, met een programmastichting en een horeca-BV.

Er zijn sectoren die relatief afhankelijker zijn van subsidie, bijvoorbeeld architectuur, maar ook de erfgoedsector. Per aanvrager heeft de Raad de financieringsmix beoordeeld en daarbij gelet op transparantie in de bedrijfsvoering en good governance.

Sommige instellingen hebben gelijktijdig met de aanvraag bij de gemeente een aanvraag ingediend voor de landelijke Basis Infrastructuur en/of bij een landelijk fonds. Dit brengt het risico met zich mee, dat wanneer een aanvraag niet wordt gehonoreerd, de voorgenomen plannen niet uitgevoerd kunnen worden.

Rebel onderzocht in opdracht van het Directeurenoverleg van de Rotterdamse Cultuurplaninstellingen de financiële positie van Rotterdamse culturele instellingen in de periode 2013-2018 en betrok daarbij ook de begroting voor 2021 (februari 2020/ [link naar rapport Rebel]).

De conclusie luidt dat de financiële positie – de liquiditeit en solvabiliteit – van de instellingen in de afgelopen jaren is verbeterd. De klap van de bezuinigingen in 2013 dreunt nog steeds na, maar is deels opgevangen door een flinke toename van het aantal bezoekers, met stijgende omzetten als gevolg. Instellingen hebben aan de andere kant hun overheadkosten verlaagd. De loonkosten stegen niet mee met de landelijke loonontwikkeling, waardoor eerlijke beloning niet gerealiseerd wordt. Het weerstandsvermogen van instellingen is achteruit gegaan. De sector heeft zich redelijk hersteld van de bezuinigingen uit 2013, maar blijft zeer kwetsbaar en het herstel gaat deels ten koste van een eerlijke betaling, zowel van personeel in vaste dienst als zzp’ers. Het weerstandsvermogen is in 2018 op het peil van 2013 en daarmee onvoldoende om tegenvallers op te vangen.

Fair Pay
De Raad heeft getoetst of de organisatie de Fair Practice Code hanteert en in hoeverre dit bijdraagt aan fair pay in de organisatie. De vraag daarbij is of de instelling op een overtuigende manier kan aantonen in de komende vier jaar tot fair pay te komen. De handleiding van de gemeente voor de aanvragers vroeg om inzicht in de stappen die de aanvrager zet.

 

Handleiding gemeente
Geef in uw beschrijving inzicht in de stappen die u gedurende het komende Cultuurplan 2021-2024 gaat zetten en wat de gevolgen zijn voor de bedrijfsvoering en de output van uw instelling. Beantwoord daarbij zoveel mogelijk de volgende vragen:

  1. Zijn de personeelslasten – in het bijzonder de salarissen en honoraria – te verantwoorden vanuit een geldende cao, andere afspraken of richtlijnen? Zo niet, leg dan uit welke stappen u beoogt hierin te zetten.
  2. Komt de werkelijke inzet van uren redelijk in de buurt van het aantal te honoreren uren?
  3. Indien er geen sprake is van extra financiële dekking, zijn er dan consequenties voor uw organisatie bij het doorvoeren van fair pay in uw huidige begroting en welke zijn dat?

De RRKC concludeert dat instellingen relatief weinig met de Fair Practice Code hebben gedaan. Zij hadden de onmogelijke taak om enerzijds meer ambitie tonen en anderzijds fair pay te bekostigen en dan maar minder ambities te verwezenlijken. De instellingen hebben vooral het eerste opgepikt. De conclusies van de RRKC:

  • Instellingen hebben in hun ingediende plannen weinig gedaan met de oproep van de gemeente om in de nieuwe Cultuurplanperiode zelf stappen naar fair pay te zetten;
  • Van de 122 aanvragers noemen 21 instellingen in hun aanvraag een concreet bedrag voor fair pay, alle anderen doen dit niet. De RRKC was door gebrek aan goede informatie niet in de gelegenheid om het realiteitsgehalte van de genoemde bedragen te toetsen. In de rapportage van SiRM is dit wel gedaan en dit levert een scherp beeld van wat nodig is voor fair pay.
  • De inzet van instellingen voor fair pay varieert en aanvragers die het concreet maken, kiezen een voor hen belangrijk speerpunt. Deze speerpunten variëren van het verhogen van de vergoeding voor freelance medewerkers en meer conform de cao gaan betalen, tot een betere pensioenregeling of compensatie voor structureel overwerk.
  • Instellingen zetten vaak in op professionalisering en (lichte) groei van de organisatie, omdat zij anders de ambities niet kunnen waarmaken. Dit doen zij in combinatie met fair pay.

De Raad herkent de bevinding van SiRM dat een aantal kleine en middelgrote culturele organisaties krap begroten, welllicht om hun kansen op honorering van de aanvraag te vergroten. Ook als deze aanvragen voor het volledig bedrag worden gehonoreerd is fair pay nog niet overal haalbaar. Er zijn overigens ook aanvragers die juist bijzonder ruim begroten, maar dat zijn uitzonderingen. De Raad heeft activiteiten en begroting bij elk advies kritisch tegen het licht gehouden.

De Raad bepleit voldoende honorering van de nieuwe aanvragers en doorgroeiers voor wie zij een positief advies afgeeft, zodat deze voldoende financiële ruimte hebben om hun plan uit te voeren.

Al met al stellen de plannen op het terrein van fair pay teleur, maar dat is volgens de Raad wel verklaarbaar.

Tot slot herkent de Raad de bevinding van het onderzoeksbureau dat de kleinere organisaties die geen lid zijn van een brancheorganisatie onvoldoende kennis hebben om tot een goed plan voor Fair Practice te komen. Zij hebben daarbij deskundige hulp nodig.

Korte samenvatting rapport SiRM
“Wat zijn de minimale meerkosten als gevolg van toepassing van de Fair Practice Code voor culturele instellingen die meerjarig subsidie aanvragen in Rotterdam uitgaande van een ten opzichte van 2018 ongewijzigd aanbod?”

Dit is de centrale vraag in het onderzoek dat SiRM uitvoerde voor de gemeente Rotterdam.

De meerkosten worden becijferd op 6,4 mln. en ze bestaan uit tekortschietende beloning ten opzichte van de cao of beloningsrichtlijn en onbetaald overwerk. Van de 6,4 is 5,8 mln. nodig voor huidige instellingen in het Cultuurplan en 0,6 mln. voor nieuwkomers. De stijging van de personele lasten bij nieuwkomers gaat vooral naar extra personeel dat nodig is om activiteiten te kunnen uitbreiden. De grootste compensatie is nodig bij musea & erfgoed, pop/jazz/urban en ‘overig’ (onder meer letteren en debat en cultuureducatie).